Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. falb:


Duits

Uitgebreide vertaling voor falb (Duits) in het Zweeds

falb:

falb bijvoeglijk naamwoord

  1. falb (graufarbig; greis; grau; )
    trist
    • trist bijvoeglijk naamwoord
  2. falb (fahl; verschossen; schal; )
    blekt; black; svagt; svag; blackt
    • blekt bijvoeglijk naamwoord
    • black bijvoeglijk naamwoord
    • svagt bijvoeglijk naamwoord
    • svag bijvoeglijk naamwoord
    • blackt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor falb:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
black ausgebleicht; fahl; falb; farblos; glanzlos; matt; schal; verschlissen; verschossen; welk
blackt ausgebleicht; fahl; falb; farblos; glanzlos; matt; schal; verschlissen; verschossen; welk
blekt ausgebleicht; fahl; falb; farblos; glanzlos; matt; schal; verschlissen; verschossen; welk abgespannt; blaß; bleich; fahl; farblos; glanzlos; matt; ungefärbt; verwaschen; weiß; welk
svag ausgebleicht; fahl; falb; farblos; glanzlos; matt; schal; verschlissen; verschossen; welk blaß; bleich; dumpf; dumpfig; dunkel; ein bißchen; ein wenig; einigermaßen; empfindlich; fahl; fein; finster; gebrechlich; glanzlos; grob; halblaut; hilflos; kraftlos; matt; schattenhaft; schimmerhaft; schlaff; schlapp; schwach; schwammig; schwächlich; unbestimmt; vage; verletzbar; verschwommen; verwaschen; verwundbar; weich; weiß; welk; zart; zerbrechlich
svagt ausgebleicht; fahl; falb; farblos; glanzlos; matt; schal; verschlissen; verschossen; welk abgespannt; blaß; bleich; dumpf; dumpfig; dunkel; empfindlich; fahl; fein; finster; gebrechlich; glanzlos; grob; halblaut; hilflos; hinfällig; kraftlos; kränklich; lahm; lustlos; matt; schattenhaft; schimmerhaft; schlaff; schlapp; schwach; schwammig; schwächlich; unbestimmt; vage; verletzbar; verschwommen; verwaschen; verwundbar; weich; weiß; welk; zart; zerbrechlich
trist dumpf; dumpfig; düster; falb; farblos; finster; flau; glanzlos; grau; graufarbig; greis atmosphärelos; keine Atmosphäre

Synoniemen voor "falb":