Overzicht
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
- improvisieren:
-
Wiktionary:
- improvisieren → improvisera
Duits
Uitgebreide vertaling voor improvisieren (Duits) in het Zweeds
improvisieren:
improvisieren werkwoord (improvisiere, improvisierst, improvisiert, improvisierte, improvisiertet, improvisiert)
-
improvisieren
Conjugations for improvisieren:
Präsens
- improvisiere
- improvisierst
- improvisiert
- improvisieren
- improvisiert
- improvisieren
Imperfekt
- improvisierte
- improvisiertest
- improvisierte
- improvisierten
- improvisiertet
- improvisierten
Perfekt
- habe improvisiert
- hast improvisiert
- hat improvisiert
- haben improvisiert
- habt improvisiert
- haben improvisiert
1. Konjunktiv [1]
- improvisiere
- improvisierest
- improvisiere
- improvisieren
- improvisieret
- improvisieren
2. Konjunktiv
- improvisierte
- improvisiertest
- improvisierte
- improvisierten
- improvisiertet
- improvisierten
Futur 1
- werde improvisieren
- wirst improvisieren
- wird improvisieren
- werden improvisieren
- werdet improvisieren
- werden improvisieren
1. Konjunktiv [2]
- würde improvisieren
- würdest improvisieren
- würde improvisieren
- würden improvisieren
- würdet improvisieren
- würden improvisieren
Diverses
- improvisiere!
- improvisiert!
- improvisieren Sie!
- improvisiert
- improvisierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor improvisieren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
improvisera | improvisieren |
Synoniemen voor "improvisieren":
Wiktionary: improvisieren
improvisieren
verb
-
ohne Vorbereitung tun
- improvisieren → improvisera
Computer vertaling door derden: