Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal nähren

Vertaal nähren van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

nähren:
- nära; föda; utfordra
Wiktionary:
- nähren → mata, nära, föda

Duits

Uitgebreide vertaling voor nähren (Duits) in het Zweeds

nähren:

nähren werkwoord

nähren (Nahrung geben; essen; ernähren; füttern; großziehen)
nära; föda; utfordra
- nära werkwoord (närar, närade, närat)
- föda werkwoord (föder, födde, fött)
- utfordra werkwoord (utfordrar, utfordrade, utfordrat)

Vertaal Matrix voor nähren:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
föda		Abffüttern; Ernährung; Essen; Futter; Fütterung; Kost; Nahrung; Verpflegung
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
föda	Nahrung geben; ernähren; essen; füttern; großziehen; nähren	ernähren; erziehen; füttern; gebähren; großbringen; speisen; verpflegen; zur Welt bringen
nära	Nahrung geben; ernähren; essen; füttern; großziehen; nähren	ernähren; erquicken; füttern; laben; speisen; verpflegen
utfordra	Nahrung geben; ernähren; essen; füttern; großziehen; nähren
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
nära		beinahe; fast; haarscharf; hart; nahezu

Synoniemen voor "nähren":

beköstigen; ernähren; füttern; verköstigen; verpflegen

Wiktionary: nähren

Cross Translation:

From	To	Via
• nähren	→ mata; nära; föda	↔ feed — to give food to eat