Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. nebensächlich:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor nebensächlich (Duits) in het Zweeds

nebensächlich:

nebensächlich bijvoeglijk naamwoord

  1. nebensächlich (untergeordnet; abhängig; hündisch; )
    underordnad; underordnat
  2. nebensächlich (inhaltslos)
    ett fiasko

Vertaal Matrix voor nebensächlich:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
underordnad Untergebene; Untergebenheit; Untergeordnete; abhängig
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
underordnad abhängig; gehorsam; hündisch; inhaltslos; nebensächlich; schlecht; sekundär; untergeben; untergeordnet; untertänig; wertlos subaltern; untergeordnet; untergeordnetes Element
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
underordnad junior
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ett fiasko inhaltslos; nebensächlich
underordnat abhängig; gehorsam; hündisch; inhaltslos; nebensächlich; schlecht; sekundär; untergeben; untergeordnet; untertänig; wertlos subaltern; untergeordnet

Synoniemen voor "nebensächlich":


Wiktionary: nebensächlich

nebensächlich
adjective
  1. nur von untergeordneter Bedeutung, nicht so wichtig

Cross Translation:
FromToVia
nebensächlich tillkommande; underordnad; bi- accessoire — Qui n’regarder que comme la suite, l’accompagnement ou la dépendance de quelque chose de principal.

Computer vertaling door derden: