Duits
Uitgebreide vertaling voor präparieren (Duits) in het Zweeds
präparieren:
-
präparieren (ausstopfen)
Vertaal Matrix voor präparieren:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| fylla | Besoffenheit; Betrunkenheit | |
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| fylla | ausstopfen; präparieren | Löcher stopfen; abfüllen; anfüllen; auffüllen; ausfüllen; flicken; füllen; gießen; hineinstopfen; pfropfen; plombieren; stopfen; vollgießen; vollpumpen; vollschenken; vollschütten; vollstopfen; zuschütten; zuwerfen |
| stoppa | ausstopfen; präparieren | Blut stillen; Löcher stopfen; abhalten; anhalten; aufgehalten worden; aufhalten; aufhören; beenden; bremsen; flicken; halt zurufen; hemmen; hindern; hineinstopfen; hinhalten; pfropfen; stillen; stocken; stopfen; stoppen; verspäten; verzögern; vollstopfen; zurückhalten |