Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. schädigend:


Duits

Uitgebreide vertaling voor schädigend (Duits) in het Zweeds

schädigend:

schädigend bijvoeglijk naamwoord

  1. schädigend (schädlich; nachteilig)
    skadlig; skadande; skadandet

schädigend werkwoord

  1. schädigend (schädigen; nachteilig sein für)
    skada; vara nackdel för
    • skada werkwoord (skadar, skadade, skadat)
    • vara nackdel för werkwoord (är nackdel för, var nackdel för, varit nackdel för)

Vertaal Matrix voor schädigend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skada Abbruch; Beeinträchtigung; Benachteiligung; Beschwerde; Beschädigen; Beschädigung; Blessur; Einbuße; Einsturz; Einstürze; Havarie; Haverei; Kränkung; Laster; Lästerung; Nachteil; Schade; Schaden; Schadhaftigkeit; Schande; Schmach; Schmähung; Schäden; Schädigung; Verletzen; Verletzung; Verleumdung; Verlust; Verlustposten; Verwundung; Wunde
skadande Beschädigung; Schaden zufügen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skada nachteilig sein für; schädigen; schädigend Schmerz tun; angreifen; anschlagen; beeinträchtigen; behindern; benachteiligen; beschädigen; düpieren; entzweireißen; foltern; jemandem schaden; kasteien; kränken; martern; peinigen; quetschen; schaden; schwächen; schädigen; schänden; sichverwunden; verletzen; verwunden; zerbrechen; zerschlagen; zertrümmern; überfallen
vara nackdel för nachteilig sein für; schädigen; schädigend
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
skadlig boshaft
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skada schade; verdrießlich; ärgerlich
skadande nachteilig; schädigend; schädlich schadend
skadandet nachteilig; schädigend; schädlich
skadlig nachteilig; schädigend; schädlich Elend; Katastrophe; Malheur; Not; Pech; Schicksalsschlag; Schicksalsschläge; Unglück; Unglücksfall; Unheil; angreifend