Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal wegreisen

Vertaal wegreisen van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. wegreisen:

Duits

Uitgebreide vertaling voor wegreisen (Duits) in het Zweeds

wegreisen:

wegreisen werkwoord (reise weg, reisest weg, reist weg, reiste weg, reistet weg, weggereist)

  1. wegreisen (wegfahren; verlassen; abreisen; )
    bryta upp; gå bort; lämna; avresa
    • bryta upp werkwoord (bryter upp, bröt upp, brutit upp)
    • gå bort werkwoord (går bort, gick bort, gått bort)
    • lämna werkwoord (lämnar, lämnade, lämnat)
    • avresa werkwoord (avreser, avreste, avrest)
  2. wegreisen (abfahren; abreisen; losfahren; )
    åka iväg; resa iväg
    • åka iväg werkwoord (åker iväg, åkte iväg, åkt iväg)
    • resa iväg werkwoord (reser iväg, reste iväg, resat iväg)
  3. wegreisen (abreisen; abfahren; fortreisen; fortfahren; wegfahren)
    avresa
    • avresa werkwoord (avreser, avreste, avrest)

Conjugations for wegreisen:

Präsens
  1. reise weg
  2. reisest weg
  3. reist weg
  4. reisen weg
  5. reist weg
  6. reisen weg
Imperfekt
  1. reiste weg
  2. reistest weg
  3. reiste weg
  4. reisten weg
  5. reistet weg
  6. reisten weg
Perfekt
  1. bin weggereist
  2. bist weggereist
  3. ist weggereist
  4. sind weggereist
  5. seid weggereist
  6. sind weggereist
1. Konjunktiv [1]
  1. reise weg
  2. reisest weg
  3. reise weg
  4. reisen weg
  5. reiset weg
  6. reisen weg
2. Konjunktiv
  1. reisete weg
  2. reisetest weg
  3. reisete weg
  4. reiseten weg
  5. reisetet weg
  6. reiseten weg
Futur 1
  1. werde wegreisen
  2. wirst wegreisen
  3. wird wegreisen
  4. werden wegreisen
  5. werdet wegreisen
  6. werden wegreisen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde wegreisen
  2. würdest wegreisen
  3. würde wegreisen
  4. würden wegreisen
  5. würdet wegreisen
  6. würden wegreisen
Diverses
  1. reis weg!
  2. reist weg!
  3. reisen Sie weg!
  5. weggereist
  6. wegreisend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor wegreisen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avresa Abfahrt; Abreise
bryta upp Aufbrechen; Aufreißen
lämna Abfahren; Abreisen; Fortgehen; Gehen; Verlassen; Weg gehen; Weggehen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avresa abfahren; abreisen; aufbrechen; fortfahren; fortreisen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen abfahren; losfahren; wegfahren
bryta upp abreisen; aufbrechen; fortreisen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen abbrechen; aufbrechen; aufbringen; auflösen; aufreißen; aufsperren; aufstoßen; aufteilen; auseinandergehen; auseinandernehmen; auseinanderstieben; auseinandertreiben; dekodieren; entehen; entfesseln; komplettieren; scheiden; trennen; vervollständigen
gå bort abreisen; aufbrechen; fortreisen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen abkratzen; dahingehen; einschlafen; einschlummern; entschlafen; erliegen; fortgehen; hingehen; hinscheiden; im Sterben liegen; sterben; umkommen; verscheiden; versterben; zugrunde gehen
lämna abreisen; aufbrechen; fortreisen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen abbrechen; abgeben; abgehen; abliefern; absehen; ausliefern; besorgen; bestellen; liefern; loslassen; sich entfernen; sich zurückziehen; verzichten; zustellen
resa iväg abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen
åka iväg abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0412 seconde
Page rendered in 1.0 seconds