Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. weniger werden:


Duits

Uitgebreide vertaling voor weniger werden (Duits) in het Zweeds

weniger werden:

weniger werden werkwoord

  1. weniger werden (geringer werden; vermindern; verringern; schlechter werden)
    minska; sjunka; förfalla; avta; gå ner
    • minska werkwoord (minskar, minskade, minskat)
    • sjunka werkwoord (sjunker, sjönk, sjunkit)
    • förfalla werkwoord (förfaller, förföll, förfallit)
    • avta werkwoord (avtar, avtog, avtagit)
    • gå ner werkwoord (går ner, gick ner, gått ner)

weniger werden [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. weniger werden (Abnahme; Verminderung)
    bli mindre

Vertaal Matrix voor weniger werden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bli mindre Abnahme; Verminderung; weniger werden
sjunka Wegsacken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avta geringer werden; schlechter werden; vermindern; verringern; weniger werden abbauen; abschwächen; entladen nach der Arbeit; entspannen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; vergehen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zerfallen; zurückgehen; zurücklaufen; zusammengehen
bli mindre abnehmen; einschrumpfen; mindern; reduzieren; schrumpfen; schwinden; vermindern; verringern; zurückgehen; zusammenschrumpfen
förfalla geringer werden; schlechter werden; vermindern; verringern; weniger werden abfaulen; baufällig werden; bröckeln; faulen; sich krümeln; verfallen; verfaulen; vergehen; verkommen; verkrümeln; vermorschen; vervallen; wegfaulen; zerbröckeln; zerbröseln; zerfallen; zerkrümeln; zusammenfallen
gå ner geringer werden; schlechter werden; vermindern; verringern; weniger werden herabsteigen; heruntersteigen; nach unten gehen; nach unten laufen; niedergehen; sinken
minska geringer werden; schlechter werden; vermindern; verringern; weniger werden abbauen; abkürzen; abnehmend; abschwächen; einschrumpfen; einschränken; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; herabwürdigen; kürzen; lindern; mildern; mindern; minimalisieren; mäßigen; nachlassen; niedriger machen; reduzieren; rückgängig machen; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwindend; schwächen; senken; setzen; sinken; sparen; verkleinern; verknappen; verkürzen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückdrehen; zurückgehen; zurückschicken; zurückschrauben; zurücksenden; zusammengehen
sjunka geringer werden; schlechter werden; vermindern; verringern; weniger werden einsinken; einstürzen; fallen; herabsteigen; herunterrutschen; heruntersteigen; nach unten gehen; nach unten laufen; niedergehen; schrumpfen; schwinden; senken; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
minska Abgang; Lagerabgang

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van weniger werden