Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal zersplittern

Vertaal zersplittern van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. zersplittern:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor zersplittern (Duits) in het Zweeds

zersplittern:

zersplittern werkwoord (zersplittere, zersplitterst, zersplittert, zersplitterte, zersplittertet, zersplittert)

  1. zersplittern
    splittra; flisa
    • splittra werkwoord (splittrar, splittrade, splittrat)
    • flisa werkwoord (flisar, flisade, flisat)
  2. zersplittern
    splittra; klyva
    • splittra werkwoord (splittrar, splittrade, splittrat)
    • klyva werkwoord (klyvar, klyvade, klyvat)

Conjugations for zersplittern:

Präsens
  1. zersplittere
  2. zersplitterst
  3. zersplittert
  4. zersplitteren
  5. zersplittert
  6. zersplitteren
Imperfekt
  1. zersplitterte
  2. zersplittertest
  3. zersplitterte
  4. zersplitterten
  5. zersplittertet
  6. zersplitterten
Perfekt
  1. habe zersplittert
  2. hast zersplittert
  3. hat zersplittert
  4. haben zersplittert
  5. habt zersplittert
  6. haben zersplittert
1. Konjunktiv [1]
  1. zersplittere
  2. zersplitterest
  3. zersplittere
  4. zersplitteren
  5. zersplitteret
  6. zersplitteren
2. Konjunktiv
  1. zersplitterte
  2. zersplittertest
  3. zersplitterte
  4. zersplitterten
  5. zersplittertet
  6. zersplitterten
Futur 1
  1. werde zersplittern
  2. wirst zersplittern
  3. wird zersplittern
  4. werden zersplittern
  5. werdet zersplittern
  6. werden zersplittern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zersplittern
  2. würdest zersplittern
  3. würde zersplittern
  4. würden zersplittern
  5. würdet zersplittern
  6. würden zersplittern
Diverses
  1. zersplitter!
  2. zersplittert!
  3. zersplitteren Sie!
  5. zersplittert
  6. zersplitternd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zersplittern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flisa Flocke; Scherbe; Zettel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flisa zersplittern
klyva zersplittern abkoppeln; abreißen; abspalten; abtragen; abtrennen; abwracken; aus einander spleißen; ausreißen; bersten; durchhauen; durchschneiden; entnerven; loskoppeln; niederreißen; scheiden; schlagen; spalten; spleißen; splissen; streichen; trennen; wegreißen; zehren; zerfetzen; zerlegen; zerreissen; zerreißen
splittra zersplittern abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; anbrechen; aufdröseln; aufknoten; aufknöpfen; auflösen; aufmachen; auseinanderfasern; auseinanderstieben; auseinandertreiben; ausfasern; ausfransen; ausfädeln; ausreißen; beenden; brechen; entbinden; entfesseln; entknoten; entkoppeln; entnerven; enträtseln; entwirren; freilassen; lösen; niederreißen; scheiden; sich verbreiten; trennen; unterbrechen; wegreißen; zehren; zerbrechen; zerfetzen; zerlegen; zerreissen; zerreißen

Synoniemen voor "zersplittern":


Wiktionary: zersplittern

Cross Translation:
FromToVia
• zersplittern → balkanisera ↔ Balkanize — to break up







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0187 seconde
Page rendered in 1.0 seconds