Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. spruce:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor spruces (Engels) in het Duits

spruces vorm van spruce:

spruce [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the spruce (spruce-fir; fir)
    – any coniferous tree of the genus Picea 1
    die Fichte; der Tannenbaum

spruce bijvoeglijk naamwoord

  1. spruce (smart)
    – marked by up-to-dateness in dress and manners 1
    schleimig

Vertaal Matrix voor spruce:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Fichte fir; spruce; spruce-fir
Tannenbaum fir; spruce; spruce-fir Christmas-tree; fir tree; pine tree
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- slick up; smarten up; spiff up; spruce up; titivate; tittivate
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- dapper; dashing; jaunty; natty; raffish; rakish; snappy; spiffy
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schleimig smart; spruce coaxing; fawning; mucous; slimy; wheedling

Verwante woorden van "spruce":

  • spruceness, spruces, sprucer, sprucest, sprucely

Synoniemen voor "spruce":


Verwante definities voor "spruce":

  1. marked by up-to-dateness in dress and manners1
  2. any coniferous tree of the genus Picea1
  3. light soft moderately strong wood of spruce trees; used especially for timbers and millwork1
  4. dress and groom with particular care, as for a special occasion1
    • He spruced up for the party1
  5. make neat, smart, or trim1

Wiktionary: spruce

spruce
noun
  1. tree from the genus Picea
  2. wood of a spruce
spruce
adjective
  1. attributiv: aus Fichtenholz bestehend oder gemacht
noun
  1. Nadelbaum der Gattung Picea mit kurzen, spitzen Nadeln und hängenden Zapfen.

Cross Translation:
FromToVia
spruce Fichtenbaum; Fichte sparPicea, een soort naaldboom
spruce Fichte; Tanne; Edeltanne épicéa — botan|nocat=1 arbre résineux de haute taille, proche du sapin, de la famille des pinacées.
spruce Fichten épinette — CA|fr Nom commun d’une famille d’arbres résineux nommée épicéa en Europe.