Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
- surliness:
- surly:
-
Wiktionary:
- surly → überheblich
- surly → barsch, sauer, brummig, unwirsch, unfreundlich
Engels
Uitgebreide vertaling voor surliness (Engels) in het Duits
surliness:
-
the surliness (peevishness; spite; pique; testiness; tetchiness)
Vertaal Matrix voor surliness:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Unmut | peevishness; pique; spite; surliness; testiness; tetchiness | discontent; discord; displeasure; dissatisfaction; irritability; irritation; pique |
Verstimmung | peevishness; pique; spite; surliness; testiness; tetchiness | discontent; discord; displeasure; dissatisfaction; irritability; irritation; pique |
Verärgerung | peevishness; pique; spite; surliness; testiness; tetchiness | anger; wrath |
Ärger | peevishness; pique; spite; surliness; testiness; tetchiness | annoyance; annoyances; chagrin; chicanery; drag; fuss; grumpiness; hassle; inconvenience; indignation; irritability; irritation; irritations; nuisance; peevishness; pique; testiness; trouble making; vexation |
- | biliousness; irritability; peevishness; pettishness; snappishness; temper |
Verwante woorden van "surliness":
Synoniemen voor "surliness":
Verwante definities voor "surliness":
surly:
-
surly (grumpy; cantankerous; rigid; nagging; crabbed; crusty; gruff; sullen)
knurrig; barsch; brüsk; sauertöpfisch; griesgrämig; schlechtgelaunt-
knurrig bijvoeglijk naamwoord
-
barsch bijvoeglijk naamwoord
-
brüsk bijvoeglijk naamwoord
-
sauertöpfisch bijvoeglijk naamwoord
-
griesgrämig bijvoeglijk naamwoord
-
schlechtgelaunt bijvoeglijk naamwoord
-
-
surly (refractory; tenacious; obstinate; cross-grained; persevering; stubborn; recalcitrant; heady; pig-headed; tacky; viscous; persistent; rebellious; tedious; boring; grumpy; sullen; unrelenting; unyielding; mindless; stupefied; dull; stern; leathery; headstrong; tough)
eigenwillig; störrisch; widerspenstig; dickköpfig; eigensinnig; starrköpfig; starrsinnig-
eigenwillig bijvoeglijk naamwoord
-
störrisch bijvoeglijk naamwoord
-
widerspenstig bijvoeglijk naamwoord
-
dickköpfig bijvoeglijk naamwoord
-
eigensinnig bijvoeglijk naamwoord
-
starrköpfig bijvoeglijk naamwoord
-
starrsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
-
surly (touchy; huffy; grumpy; cross-grained; thin-skinned; grim; stern; sullen; gruff)
leichtpikiert; empfindlich; leichterregbar-
leichtpikiert bijvoeglijk naamwoord
-
empfindlich bijvoeglijk naamwoord
-
leichterregbar bijvoeglijk naamwoord
-
-
surly (peevish; grumpy; sullen; sulky; stiff; gruff; moody; bad-tempered)
schlechtgelaunt ohne Grund-
schlechtgelaunt ohne Grund bijvoeglijk naamwoord
-
-
surly (churlish)
Vertaal Matrix voor surly:
Verwante woorden van "surly":
Synoniemen voor "surly":
Verwante definities voor "surly":
Wiktionary: surly
surly
Cross Translation:
adjective
-
lordly, arrogant, supercilious
- surly → überheblich
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• surly | → barsch | ↔ bars — onverbiddelijk, onvriendelijk |
• surly | → sauer | ↔ hargneux — Qui dénote la hargne, qui est d’humeur chagrine, agressive. |
• surly | → brummig; unwirsch; unfreundlich | ↔ quinteux — Qui est fantasque, qui est sujet à des quintes, à des accès de mauvaise humeur. |
• surly | → barsch | ↔ rébarbatif — Peu engageant |
Computer vertaling door derden: