Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. victory:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor victory (Engels) in het Duits

victory:

victory [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the victory (triumph; conquest)
    der Sieg
    • Sieg [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. the victory (profit; benefit; advantage; )
    der Gewinn; der Profit; der Bezug; der Ertrag; der Verdienst; der Erlös; der Nutzen; der Extraprofit; der Sinn
    • Gewinn [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Profit [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bezug [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ertrag [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Verdienst [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Erlös [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Nutzen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Extraprofit [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Sinn [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor victory:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bezug advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield cover; slip
Erlös advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield benefit; gain; output; profit; return; yield
Ertrag advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield benefit; crop; cultivated plants; gain; grape harvest; grossing; harvest; harvesting; output; profit; reaping; return; vintage; yield
Extraprofit advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield bit of good luck; bit of luck; chance; godsend; lucky coincidence; piece of good luck; piece of luck; pleasant surprise; sheer luck; stroke of luck; stroke of unexpected luck; windfall
Gewinn advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield accolade; achievement award; benefit; honor; honour; prize; productivity; profit; token of appreciaton; use; usefulness; utility; value
Nutzen advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield benefit; profit; use; usefulness; utility; value
Profit advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield benefit; profit; use; usefulness; value
Sieg conquest; triumph; victory triumph
Sinn advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield composition; drift; intent; intention; meaning; purport; purpose; sense; stature; substance; tendency; tenor; use; usefulness; utility
Verdienst advantage; benefit; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; victory; winning; yield fee; good deed; income; merit; pay; payment; recompense; remuneration; reward; salary; wage; wages
- triumph
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Gewinn profit

Verwante woorden van "victory":

  • victories

Synoniemen voor "victory":


Antoniemen van "victory":


Verwante definities voor "victory":

  1. a successful ending of a struggle or contest1
    • a narrow victory1
    • the general always gets credit for his army's victory1
    • clinched a victory1
    • convincing victory1

Wiktionary: victory

victory
noun
  1. an instance of having won a competition or battle
victory
noun
  1. das Gewinnen eines (Wett-) Kampfes

Cross Translation:
FromToVia
victory Sieg overwinning — een zege, triomf
victory Sieg zegeoverwinning, victorie
victory Sieg victoireavantage qu’on remporter sur les ennemis dans une guerre, dans une bataille.

Verwante vertalingen van victory