Overzicht
Engels naar Spaans: Meer gegevens...
- crooked:
- crook:
-
Wiktionary:
- crooked → torcido
- crooked → torcido
- crook → curvar, doblar, torcer, enchuecar
- crook → cayado, curva, curvidad, torcedura, doblez, truhana, ratera, truhán, ratero, ladrón, ladrona
- crook → granuja, canalla, bribón, bellaco, estafador, timador, timadora, bache, hueco, cavidad, hoyo, antro, báculo, cayado
Engels
Uitgebreide vertaling voor crooked (Engels) in het Spaans
crooked:
-
crooked (oblique; skew; lopsided; slanting; sloping; leaning)
sesgado; oblicuo; ladeado; torcido; oblicuamente-
sesgado bijvoeglijk naamwoord
-
oblicuo bijvoeglijk naamwoord
-
ladeado bijvoeglijk naamwoord
-
torcido bijvoeglijk naamwoord
-
oblicuamente bijvoeglijk naamwoord
-
-
crooked (curved; bent; warped)
-
crooked (grown crooked)
Vertaal Matrix voor crooked:
Verwante woorden van "crooked":
Synoniemen voor "crooked":
Antoniemen van "crooked":
Verwante definities voor "crooked":
crook:
-
the crook (swindler; imposter; con man)
-
the crook (fish hook; barb; sting; fish-hook; hook)
-
the crook (sheperd's crook; sheep-hook)
Vertaal Matrix voor crook:
Verwante woorden van "crook":
Synoniemen voor "crook":
Verwante definities voor "crook":
Wiktionary: crook
crook
Cross Translation:
verb
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• crook | → granuja; canalla; bribón; bellaco | ↔ ploert — scheldwoord|nld schoft |
• crook | → estafador; timador | ↔ Gauner — eine männliche Person, die auf Kosten eines anderen versucht, sich durch Betrug einen Vorteil zu verschaffen, in dem die Unwissenheit beziehungsweise Unaufmerksamkeit des anderen ausnutzen wird |
• crook | → timadora | ↔ Gaunerin — eine weibliche Person, die auf Kosten eines anderen versucht, sich durch Betrug einen Vorteil zu verschaffen, in dem die Unwissenheit beziehungsweise Unaufmerksamkeit des anderen ausnutzen wird |
• crook | → bache; hueco; cavidad; hoyo; antro | ↔ creux — cavité, concavité, trou. |
• crook | → báculo | ↔ crosse — Bâton pastoral d’évêque ou d’abbé |
• crook | → estafador | ↔ escroc — Celui ou celle qui escroque |
• crook | → cayado | ↔ houlette — Bâton que porte un berger |