Overzicht


Engels

Uitgebreide vertaling voor handicaps (Engels) in het Spaans

handicaps:

handicaps [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the handicaps
    el defectos; la deficiencias; el desperfectos; la imperfecciones

Vertaal Matrix voor handicaps:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
defectos handicaps defects; deficiencies; erroneousness; errors; faults; flaws; hitches; inaccuracy; lapses; problems; shortcomings; slips; troubles
deficiencias handicaps defects; deficiencies; faults; flaws; hitches; problems; shortcomings; troubles
desperfectos handicaps defects; flaws; shortcomings
imperfecciones handicaps defects; flaws; minor flaws; shortcomings; slight hitches

Verwante woorden van "handicaps":


handicap:

handicap [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the handicap (impediment; disability)
    la deficiencia; el impedimiento; el defecto
  2. the handicap (physical defect; disability)
    la deficiencia; la carencia; el desastre; la indigencia; el defecto corporal

Vertaal Matrix voor handicap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
carencia disability; handicap; physical defect blank; crimp; deficiency; deficit; deprivation; failure; famine; gap; hardship; hiatus; insufficiency; lack; lacuna; needyness; paucity; poverty; scantiness; scarcity; shortage; shortcoming; shortfall; shrinkage; tightness; void; want
defecto disability; handicap; impediment defect; error; failure; fault; flaw; gap; imperfection; incorrectness; machine defect; shortage
defecto corporal disability; handicap; physical defect
deficiencia disability; handicap; impediment; physical defect blank; defect; deficiency; deficit; failure; fault; faultiness; flaw; gap; hiatus; imperfection; inadequacy; insufficiency; lack; lacuna; losing score; minus point; point lost; poorness; shortage; shortcoming; shortfall; void; want
desastre disability; handicap; physical defect accident; adversity; bad luck; botch job; bungle; bungling; bungling work; bust-up; calamity; catastrophe; chicanery; collapse; crash; crisis; danger; destitution; disaster; emergency situation; evil; fuss; harping on; hassle; joke; misery; misfortune; misère; moaning; nagging; reverse; sagging; shoddy work; slump; smash; sorrow; squalor; state of emergency; tribulation; trouble; trouble making
impedimiento disability; handicap; impediment
indigencia disability; handicap; physical defect adversity; depravedness; destituteness; destitution; disaster; harbourless; necessity; need; neediness; poorness; seediness; shabbiness
- balk; baulk; check; deterrent; disability; disablement; hinderance; hindrance; impairment; impediment
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- disable; hamper; hinder; incapacitate; invalid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desastre a flop

Verwante woorden van "handicap":


Synoniemen voor "handicap":


Verwante definities voor "handicap":

  1. advantage given to a competitor to equalize chances of winning1
  2. something immaterial that interferes with or delays action or progress1
  3. the condition of being unable to perform as a consequence of physical or mental unfitness1
  4. injure permanently1
  5. put at a disadvantage1
  6. attempt to forecast the winner (especially in a horse race) and assign odds for or against a contestant1

Wiktionary: handicap

handicap
noun
  1. disadvantage, in particular physical or mental disadvantages of people

Cross Translation:
FromToVia
handicap hándicap Handicap — soziale (und/oder körperliche) Benachteiligung aufgrund einer Behinderung
handicap dificultar bemoeilijken — moeilijker maken

Computer vertaling door derden: