Engels

Uitgebreide vertaling voor situation (Engels) in het Nederlands

situation:

situation [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the situation
    de omstandigheden; de situatie; de omstandigheid; de toestand
  2. the situation (state of affairs)
    stand van zaken
  3. the situation (condition; state; position)
    de toestand; de staat; de gesteldheid; de positie
    • toestand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • staat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gesteldheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • positie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. the situation (state)
    de toestand; de staat; de conditie
    • toestand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • staat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • conditie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. the situation (position; location; lay-out; aspect)
    de positie; de ligging
    • positie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ligging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  6. the situation (location)
    de locatie; de ligging
    • locatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ligging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  7. the situation (conditions of life; circumstance)
    de levensomstandigheden

Vertaal Matrix voor situation:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conditie situation; state condition; criterion; form; requisite; shape; stipulation; term
gesteldheid condition; position; situation; state quality
levensomstandigheden circumstance; conditions of life; situation living conditions
ligging aspect; lay-out; location; position; situation
locatie location; situation locale; location; locus; place; site; venue; whereabouts
omstandigheden situation circumstances; context
omstandigheid situation prolixity
positie aspect; condition; lay-out; location; position; situation; state attitude; function; installment; instalment; job; position; post; stand
situatie situation
staat condition; position; situation; state State; country; empire; kingdom; list; nation; record; report; state; statement; summary
stand van zaken situation; state of affairs
toestand condition; position; situation; state ado; bother; fuzz; huzza; mess; rumpus; to-do
- berth; billet; office; place; position; post; site; spot; state of affairs
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
toestand state

Verwante woorden van "situation":


Synoniemen voor "situation":


Verwante definities voor "situation":

  1. a job in an organization1
  2. physical position in relation to the surroundings1
  3. a condition or position in which you find yourself1
    • the unpleasant situation (or position) of having to choose between two evils1
    • found herself in a very fortunate situation1
  4. the general state of things; the combination of circumstances at a given time1
    • the present international situation is dangerous1
    • eternal truths will be neither true nor eternal unless they have fresh meaning for every new social situation1
  5. a complex or critical or unusual difficulty1
    • the dangerous situation developed suddenly1
    • that's quite a situation1
    • no human situation is simple1

Wiktionary: situation

situation
noun
  1. -
situation
noun
  1. hoe de zaken er voorliggen
  2. geheel van omstandigheden

Cross Translation:
FromToVia
situation oord Ortlokalisierbarer, begrenzter Platz, definierte Stelle (punktförmig oder ausgedehnt) auf einer Fläche oder im Raum
situation situatie PositionStellung, Lage
situation aanstelling; positie; houding; stand positionsituation dans une structure, place dans un ensemble de coordonnées ; lieu, point où une chose place, situation.
situation situatie; ligging; toestand situationposition d’une ville, d’un château, d’une maison, d’un jardin, etc.

situation vorm van situate:

to situate werkwoord (situates, situated, situating)

  1. to situate (place; locate; post; )
    situeren; plaatsen; zich afspelen
    • situeren werkwoord (situeer, situeert, situeerde, situeerden, gesitueerd)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • zich afspelen werkwoord
  2. to situate (deposit; lay; place; )
    leggen; plaatsen; zetten; deponeren; neerleggen; stationeren; neerzetten
    • leggen werkwoord (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • zetten werkwoord (zet, zette, zetten, gezet)
    • deponeren werkwoord (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
    • neerleggen werkwoord (leg neer, legt neer, legde neer, legden neer, neergelegd)
    • stationeren werkwoord (stationeer, stationeert, stationeerde, stationeerden, gestationeerd)
    • neerzetten werkwoord (zet neer, zette neer, zetten neer, neergezet)
  3. to situate (put down; place; put; locate; add)
    plaatsen; zetten; bijzetten; neerzetten
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • zetten werkwoord (zet, zette, zetten, gezet)
    • bijzetten werkwoord (zet bij, zette bij, zetten bij, bijgezet)
    • neerzetten werkwoord (zet neer, zette neer, zetten neer, neergezet)
  4. to situate (place; position; put)
    zetten; plaatsen
    • zetten werkwoord (zet, zette, zetten, gezet)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
  5. to situate (position)

Conjugations for situate:

present
  1. situate
  2. situate
  3. situates
  4. situate
  5. situate
  6. situate
simple past
  1. situated
  2. situated
  3. situated
  4. situated
  5. situated
  6. situated
present perfect
  1. have situated
  2. have situated
  3. has situated
  4. have situated
  5. have situated
  6. have situated
past continuous
  1. was situating
  2. were situating
  3. was situating
  4. were situating
  5. were situating
  6. were situating
future
  1. shall situate
  2. will situate
  3. will situate
  4. shall situate
  5. will situate
  6. will situate
continuous present
  1. am situating
  2. are situating
  3. is situating
  4. are situating
  5. are situating
  6. are situating
subjunctive
  1. be situated
  2. be situated
  3. be situated
  4. be situated
  5. be situated
  6. be situated
diverse
  1. situate!
  2. let's situate!
  3. situated
  4. situating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor situate:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
leggen laying work aside; laying work down
neerleggen putting down; shooting down; shooting to death
neerzetten putting down
zetten composing; composing work; mounting; placing; printing work; setting; type setting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijzetten add; locate; place; put; put down; situate
deponeren deposit; lay; laydown; place; put down; set; set down; situate; station deposit; lay; lay up; place; placing; put; put down; put up; remit; secure; stock; store
leggen deposit; lay; laydown; place; put down; set; set down; situate; station lay; place; put; put down
neerleggen deposit; lay; laydown; place; put down; set; set down; situate; station bring down; deposit; lay; place; placing; put; put down; take down
neerzetten add; deposit; lay; laydown; locate; place; put; put down; set; set down; situate; station
plaatsen add; deposit; lay; laydown; locate; place; position; post; put; put down; set; set down; situate; station accomodate someone; allocate; assemble; board; construct; fit; instal; install; lay; lodge; offer someone lodges; place; put; put down; set up; shelter; station
positioneren position; situate
situeren locate; place; post; put; set; situate; station
stationeren deposit; lay; laydown; place; put down; set; set down; situate; station station
zetten add; deposit; lay; laydown; locate; place; position; put; put down; set; set down; situate; station lay; place; put
zich afspelen locate; place; post; put; set; situate; station
- deposit; fix; locate; posit

Verwante woorden van "situate":


Synoniemen voor "situate":


Verwante definities voor "situate":

  1. put (something somewhere) firmly1
  2. determine or indicate the place, site, or limits of, as if by an instrument or by a survey1

Wiktionary: situate

situate
verb
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
situate beleggen; houden; teweegbrengen; uitschrijven; leggen; plaatsen; situeren; stationeren; identificeren; vereenzelvigen situerplacer, poser en certain endroit par rapport à l’exposition, à l’aspect, au voisinage, etc.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van situation