Engels
Uitgebreide vertaling voor strong (Engels) in het Nederlands
strong:
-
strong (well built; solid; sturdy; muscular; stout)
-
strong (vigorous; powerful; robust; strapping)
-
strong (violent; fierce; intense; severe)
-
strong (vigorous; tough; drastic; stout; powerful; robust; forceful; energetically; energetic; potent)
krachtdadig; doortastend; drastisch; sterk; ferm; krachtig-
krachtdadig bijvoeglijk naamwoord
-
doortastend bijvoeglijk naamwoord
-
drastisch bijvoeglijk naamwoord
-
sterk bijvoeglijk naamwoord
-
ferm bijvoeglijk naamwoord
-
krachtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
strong (high alcohol content; spirituous)
alcoholisch; geestrijk; rijk aan alcohol-
alcoholisch bijvoeglijk naamwoord
-
geestrijk bijvoeglijk naamwoord
-
rijk aan alcohol bijvoeglijk naamwoord
-
-
strong (vigorous; drastic; energetic; powerful; potent; forceful)
doortastend; krachtdadig; drastisch; krachtig; ferm-
doortastend bijvoeglijk naamwoord
-
krachtdadig bijvoeglijk naamwoord
-
drastisch bijvoeglijk naamwoord
-
krachtig bijvoeglijk naamwoord
-
ferm bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor strong:
Verwante woorden van "strong":
Synoniemen voor "strong":
Antoniemen van "strong":
Verwante definities voor "strong":
Wiktionary: strong
strong
Cross Translation:
adjective
strong
-
capable of producing great physical force
-
capable of withstanding great physical force
-
determined, unyielding
- strong → sterk; standvastig
-
highly stimulating to the senses
-
having an offensive or intense odor or flavor
-
having a high concentration of an essential or active ingredient
- strong → sterk; geconcentreerd
-
having a high alcoholic content
- strong → sterk
-
grammar: irregular
- strong → sterk
-
military: not easily subdued or taken
- strong → sterk
-
impressive
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• strong | → krachtvol | ↔ kräftig — mit Kraft ausgestattet, von Kraft geprägt, zeugend |
• strong | → machtig; fiks; geducht; krachtig; sterk; straf; zwaar | ↔ puissant — Qui a beaucoup de pouvoir. |
• strong | → ferm; fors; hecht; potig; robuust; sterk; stevig; stoer; struis | ↔ robuste — Qui est fort, vigoureux, résistant. |