Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- introduce:
-
Wiktionary:
- introduce → voorstellen, introduceren, invoeren
- introduce → inschuiven, instoppen, indoen, inleggen, inzetten, binnenleiden, inleiden, invoeren, steken, insteken, adverteren, annonceren, aankondigen, aandienen, aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen, leggen, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, doen, indienen, presenteren, vertonen, voorstellen, aanbieden, spelen, te koop aanbieden, offeren, opofferen, cadeau geven, schenken
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
Engels
Uitgebreide vertaling voor introduce (Engels) in het Nederlands
introduce:
-
to introduce (introduce somebody to)
-
to introduce (prepare)
-
to introduce (postulate; put forward; raise)
stellen; poneren; naar voren brengen; opperen-
naar voren brengen werkwoord (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
-
to introduce (bring forward)
-
to introduce (open; start)
-
to introduce (put in)
-
to introduce (propose; raise; bring forward; initiate; bring in; present; nominate)
naar voren brengen; opperen; poneren-
naar voren brengen werkwoord (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
-
Conjugations for introduce:
present
- introduce
- introduce
- introduces
- introduce
- introduce
- introduce
simple past
- introduced
- introduced
- introduced
- introduced
- introduced
- introduced
present perfect
- have introduced
- have introduced
- has introduced
- have introduced
- have introduced
- have introduced
past continuous
- was introducing
- were introducing
- was introducing
- were introducing
- were introducing
- were introducing
future
- shall introduce
- will introduce
- will introduce
- shall introduce
- will introduce
- will introduce
continuous present
- am introducing
- are introducing
- is introducing
- are introducing
- are introducing
- are introducing
subjunctive
- be introduced
- be introduced
- be introduced
- be introduced
- be introduced
- be introduced
diverse
- introduce!
- let's introduce!
- introduced
- introducing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor introduce:
Verwante woorden van "introduce":
Synoniemen voor "introduce":
Verwante definities voor "introduce":
Wiktionary: introduce
introduce
Cross Translation:
verb
introduce
-
to and make something or someone known by formal announcement or recommendation
- introduce → voorstellen
-
to bring into practice
- introduce → introduceren
-
to cause someone to be acquainted
- introduce → introduceren; voorstellen
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• introduce | → inschuiven; instoppen; indoen; inleggen; inzetten; binnenleiden; inleiden; invoeren; steken; insteken; adverteren; annonceren; aankondigen; aandienen | ↔ introduire — Faire entrer une chose dans une autre. |
• introduce | → aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; leggen; steken; plaatsen; stellen; stoppen; zetten; doen; indoen; inleggen; inzetten | ↔ mettre — placer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé. |
• introduce | → indienen; presenteren; vertonen; voorstellen; aanbieden; spelen; te koop aanbieden; offeren; opofferen; cadeau geven; schenken | ↔ offrir — présenter quelque chose à quelqu’un, souhaiter qu’il l’accepter. |
• introduce | → indienen; presenteren; vertonen; voorstellen; aanbieden; spelen | ↔ présenter — Traductions à trier suivant le sens |
Verwante vertalingen van introduce
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor introduce (Nederlands) in het Engels
introducé:
-
de introducé
Vertaal Matrix voor introducé:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
guest | introducé | gast; genodigde; invité; logé; overnachter; slaapgast; slaper |
Verwante woorden van "introducé":
Wiktionary: introducé
introducé
Cross Translation:
noun
-
mannelijk persoon die ergens geïntroduceerd (ingeleid) wordt
- introducé → guest
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• introducé | → guest | ↔ convive — Personne qui se trouver à un repas avec d’autres. |
• introducé | → sojourner | ↔ hôte — (Féminin : hôtesse) Celui, celle qui donner l’hospitalité par humanité, par amitié, par bienveillance. |