Engels

Uitgebreide vertaling voor introduce (Engels) in het Nederlands

introduce:

to introduce werkwoord (introduces, introduced, introducing)

  1. to introduce (introduce somebody to)
    voorstellen; introduceren; kennis laten maken
    • voorstellen werkwoord (stel voor, stelt voor, stelde voor, stelden voor, voorgesteld)
    • introduceren werkwoord (introduceer, introduceert, introduceerde, introduceerden, geïntroduceerd)
    • kennis laten maken werkwoord
  2. to introduce (prepare)
    voorbereiden op; inwerken; prepareren
    • voorbereiden op werkwoord
    • inwerken werkwoord (werk in, werkt in, werkte in, werkten in, ingewerkt)
    • prepareren werkwoord (prepareer, prepareert, prepareerde, prepareerden, geprepareerd)
  3. to introduce (postulate; put forward; raise)
    stellen; poneren; naar voren brengen; opperen
    • stellen werkwoord (stel, stelt, stelde, stelden, gesteld)
    • poneren werkwoord (poneer, poneert, poneerde, poneerden, geponeerd)
    • naar voren brengen werkwoord (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen werkwoord (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
  4. to introduce (bring forward)
    aanvoeren; aandragen
    • aanvoeren werkwoord (voer aan, voert aan, voerde aan, voerden aan, aangevoerd)
    • aandragen werkwoord (draag aan, draagt aan, droeg aan, droegen aan, aangedragen)
  5. to introduce (open; start)
    openen; inleiden
    • openen werkwoord (open, opent, opende, openden, geopend)
    • inleiden werkwoord (leid in, leidt in, leidde in, leidden in, ingeleid)
  6. to introduce (put in)
    invoegen; inbrengen
    • invoegen werkwoord (voeg in, voegt in, voegde in, voegden in, ingevoegd)
    • inbrengen werkwoord (breng in, brengt in, bracht in, brachten in, ingebracht)
  7. to introduce (propose; raise; bring forward; )
    naar voren brengen; opperen; poneren
    • naar voren brengen werkwoord (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen werkwoord (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
    • poneren werkwoord (poneer, poneert, poneerde, poneerden, geponeerd)

Conjugations for introduce:

present
  1. introduce
  2. introduce
  3. introduces
  4. introduce
  5. introduce
  6. introduce
simple past
  1. introduced
  2. introduced
  3. introduced
  4. introduced
  5. introduced
  6. introduced
present perfect
  1. have introduced
  2. have introduced
  3. has introduced
  4. have introduced
  5. have introduced
  6. have introduced
past continuous
  1. was introducing
  2. were introducing
  3. was introducing
  4. were introducing
  5. were introducing
  6. were introducing
future
  1. shall introduce
  2. will introduce
  3. will introduce
  4. shall introduce
  5. will introduce
  6. will introduce
continuous present
  1. am introducing
  2. are introducing
  3. is introducing
  4. are introducing
  5. are introducing
  6. are introducing
subjunctive
  1. be introduced
  2. be introduced
  3. be introduced
  4. be introduced
  5. be introduced
  6. be introduced
diverse
  1. introduce!
  2. let's introduce!
  3. introduced
  4. introducing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor introduce:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoeren command; front position; lead; leading; taking the lead
inbrengen bringing in; inserting
poneren advancing; postulating
stellen advancing; postulating
voorstellen proposals; propositions; suggestions
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandragen bring forward; introduce
aanvoeren bring forward; introduce be in command of; bring up; broach; broach a subject; command; cut; cut into; direct; initiate; intimate; lead; order; preside; propose; put forward; put on the table; raise; reap; sting; suggest; take the lead; throw up; toss in the air; toss up
inbrengen introduce; put in bring in money; contribute to; have influence; have something to say; put in
inleiden introduce; open; start
introduceren introduce; introduce somebody to
invoegen introduce; put in feed in; filter in; insert; join the traffic
inwerken introduce; prepare affect
kennis laten maken introduce; introduce somebody to
naar voren brengen bring forward; bring in; initiate; introduce; nominate; postulate; present; propose; put forward; raise bring forwards; bring in; bring something up; initiate; prompt; raise; suggest; ventilate
openen introduce; open; start add; add on to; bring up; broach; broach a subject; build out; cut into; expand; extend; make public; open; open up; publish; put forward; put on the table; release; swell; turn on; uncover; unlock; unscrew; widen
opperen bring forward; bring in; initiate; introduce; nominate; postulate; present; propose; put forward; raise bring in; bring up; broach; broach a subject; cut; cut into; initiate; intimate; prompt; propose; put forward; put on the table; raise; reap; sting; suggest; throw up; toss in the air; toss up
poneren bring forward; bring in; initiate; introduce; nominate; postulate; present; propose; put forward; raise intimate; propose; suggest
prepareren introduce; prepare brew; cook; make ready; prepare
stellen introduce; postulate; put forward; raise do as if; feign; pretend; sham
voorbereiden op introduce; prepare
voorstellen introduce; introduce somebody to propose
- acquaint; bring in; bring out; enclose; enter; inaugurate; inclose; infix; innovate; insert; precede; preface; premise; present; put in; stick in; usher in

Verwante woorden van "introduce":

  • reintroduce, introducing

Synoniemen voor "introduce":


Verwante definities voor "introduce":

  1. introduce1
  2. be a precursor of1
  3. put before (a body)1
    • introduce legislation1
  4. cause to come to know personally1
    • introduce the new neighbors to the community1
  5. furnish with a preface or introduction1
  6. bring before the public for the first time, as of an actor, song, etc.1
  7. put or introduce into something1
  8. bring in or establish in a new place or environment1
    • introduce a rule1
    • introduce exotic fruits1
  9. bring something new to an environment1
    • A new word processor was introduced1
  10. bring in a new person or object into a familiar environment1
    • The new secretary introduced a nasty rumor1

Wiktionary: introduce

introduce
verb
  1. to and make something or someone known by formal announcement or recommendation
  2. to bring into practice
  3. to cause someone to be acquainted
introduce
verb
  1. iets nieuws introduceren
  2. gegevens in een electronisch apparaat stoppen

Cross Translation:
FromToVia
introduce inschuiven; instoppen; indoen; inleggen; inzetten; binnenleiden; inleiden; invoeren; steken; insteken; adverteren; annonceren; aankondigen; aandienen introduire — Faire entrer une chose dans une autre.
introduce aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; leggen; steken; plaatsen; stellen; stoppen; zetten; doen; indoen; inleggen; inzetten mettreplacer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
introduce indienen; presenteren; vertonen; voorstellen; aanbieden; spelen; te koop aanbieden; offeren; opofferen; cadeau geven; schenken offrirprésenter quelque chose à quelqu’un, souhaiter qu’il l’accepter.
introduce indienen; presenteren; vertonen; voorstellen; aanbieden; spelen présenter — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van introduce



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor introduce (Nederlands) in het Engels

introducé:

introducé [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de introducé
    the guest
    • guest [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor introducé:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
guest introducé gast; genodigde; invité; logé; overnachter; slaapgast; slaper

Verwante woorden van "introducé":

  • introducés

Wiktionary: introducé

introducé
noun
  1. mannelijk persoon die ergens geïntroduceerd (ingeleid) wordt

Cross Translation:
FromToVia
introducé guest convive — Personne qui se trouver à un repas avec d’autres.
introducé sojourner hôte(Féminin : hôtesse) Celui, celle qui donner l’hospitalité par humanité, par amitié, par bienveillance.