Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. lose:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor lose:
    • losse


Engels

Uitgebreide vertaling voor lose (Engels) in het Nederlands

lose:

to lose werkwoord (loses, lost, losing)

  1. to lose
    verliezen; kwijt raken
    • verliezen werkwoord (verlies, verliest, verloor, verloren, verloren)
    • kwijt raken werkwoord (raak kwijt, raakt kwijt, raakte kwijt, raakten kwijt, kwijt geraakt)
  2. to lose
    verloren gaan
    • verloren gaan werkwoord (ga verloren, gaat verloren, ging verloren, gingen verloren, verloren gegaan)
  3. to lose
    zoekmaken; wegmaken; zoek maken
    • zoekmaken werkwoord
    • wegmaken werkwoord (maak weg, maakt weg, maakte weg, maakten weg, weggemaakt)
    • zoek maken werkwoord (maak zoek, maakt zoek, maakte zoek, maakten zoek, zoek gemaakt)
  4. to lose (get lost; fall through)
    verliezen; kwijtraken; wegraken; erbij inschieten; verloren gaan
    • verliezen werkwoord (verlies, verliest, verloor, verloren, verloren)
    • kwijtraken werkwoord (raak kwijt, raakt kwijt, raakte kwijt, raakten kwijt, kwijt geraakt)
    • wegraken werkwoord (raak weg, raakt weg, raakte weg, raakten weg, weggeraakt)
    • erbij inschieten werkwoord
    • verloren gaan werkwoord (ga verloren, gaat verloren, ging verloren, gingen verloren, verloren gegaan)
  5. to lose (forfeit)
    verbeuren
    • verbeuren werkwoord (verbeur, verbeurt, verbeurde, verbeurden, verbeurd)
  6. to lose (be missing; miss; be missed; be lost)
    missen; vermissen
  7. to lose (gamble away; throw away; bet away)
    verspelen; vergooien; vergokken
    • verspelen werkwoord (verspeel, verspeelt, verspeelde, verspeelden, verspeeld)
    • vergooien werkwoord (vergooi, vergooit, vergooide, vergooiden, vergooid)
    • vergokken werkwoord
  8. to lose
    – fail to win 1
    verliezen
    • verliezen werkwoord (verlies, verliest, verloor, verloren, verloren)

Conjugations for lose:

present
  1. lose
  2. lose
  3. loses
  4. lose
  5. lose
  6. lose
simple past
  1. lost
  2. lost
  3. lost
  4. lost
  5. lost
  6. lost
present perfect
  1. have lost
  2. have lost
  3. has lost
  4. have lost
  5. have lost
  6. have lost
past continuous
  1. was losing
  2. were losing
  3. was losing
  4. were losing
  5. were losing
  6. were losing
future
  1. shall lose
  2. will lose
  3. will lose
  4. shall lose
  5. will lose
  6. will lose
continuous present
  1. am losing
  2. are losing
  3. is losing
  4. are losing
  5. are losing
  6. are losing
subjunctive
  1. be lost
  2. be lost
  3. be lost
  4. be lost
  5. be lost
  6. be lost
diverse
  1. lose!
  2. let's lose!
  3. lost
  4. losing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor lose:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verliezen loss
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erbij inschieten fall through; get lost; lose
kwijt raken lose
kwijtraken fall through; get lost; lose
missen be lost; be missed; be missing; lose; miss miss; overlook
verbeuren forfeit; lose
vergokken bet away; gamble away; lose; throw away
vergooien bet away; gamble away; lose; throw away
verliezen fall through; get lost; lose
verloren gaan fall through; get lost; lose
vermissen be lost; be missed; be missing; lose; miss
verspelen bet away; gamble away; lose; throw away
wegmaken lose
wegraken fall through; get lost; lose conk out; faint; have a fainting fit; swoon
zoek maken lose
zoekmaken lose
- drop off; fall back; fall behind; mislay; misplace; miss; recede; suffer; turn a loss
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- be deprived of; forfeit; get nailed

Verwante woorden van "lose":

  • losing, losable

Synoniemen voor "lose":


Antoniemen van "lose":


Verwante definities voor "lose":

  1. be set at a disadvantage1
  2. fail to win1
    • We lost the battle but we won the war1
  3. retreat1
  4. place (something) where one cannot find it again1
  5. suffer the loss of a person through death or removal1
    • She lost her husband in the war1
    • The couple that wanted to adopt the child lost her when the biological parents claimed her1
  6. fail to perceive or to catch with the senses or the mind1
    • We lost part of what he said1
  7. allow to go out of sight1
    • The detective lost the man he was shadowing after he had to stop at a red light1
  8. miss from one's possessions; lose sight of1
    • I've lost my glasses again!1
  9. fail to keep or to maintain; cease to have, either physically or in an abstract sense1
    • She lost her purse when she left it unattended on her seat1
  10. fail to get or obtain1
    • I lost the opportunity to spend a year abroad1
  11. fail to make money in a business; make a loss or fail to profit1
    • I lost thousands of dollars on that bad investment!1

Wiktionary: lose

lose
verb
  1. fail to be the winner
  2. have (somebody of one's kin) die
  3. shed (weight)
  4. (transitive) fail to win
  5. cause (something) to cease to be in one's possession or capability
lose
verb
  1. niet meer weten waar iets is
  2. iets kwijt raken

Cross Translation:
FromToVia
lose afnemen abnehmen — kleiner oder weniger werden
lose verliezen verlieren — etwas irgendwo hinlegen und es später nicht mehr wiederfinden

Verwante vertalingen van lose