Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- win:
-
Wiktionary:
- win → winnen, overwinnen
- win → overwinning
- win → winnen, zegevieren, baat, gewin, verdienste, winst, buitmaken, behalen, verkrijgen, verwerven, aanbrengen, werven, aanwerven, verdienen
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- winnen:
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor win (Engels) in het Nederlands
win:
-
to win (win over; conquer; overcome; master)
winnen; overwinnen; te boven komen; verslaan-
te boven komen werkwoord (kom te boven, komt te boven, kwam te boven, kwamen te boven, te boven gekomen)
-
to win (gain)
-
to win (succeed; come through; bring home the bacon; deliver the goods)
– attain success or reach a desired goal 1
Conjugations for win:
present
- win
- win
- wins
- win
- win
- win
simple past
- won
- won
- won
- won
- won
- won
present perfect
- have won
- have won
- has won
- have won
- have won
- have won
past continuous
- was winning
- were winning
- was winning
- were winning
- were winning
- were winning
future
- shall win
- will win
- will win
- shall win
- will win
- will win
continuous present
- am winning
- are winning
- is winning
- are winning
- are winning
- are winning
subjunctive
- be won
- be won
- be won
- be won
- be won
- be won
diverse
- win!
- let's win!
- won
- winning
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor win:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
behalen | obtaining | |
lukken | succeeding; success; working | |
- | profits; winnings | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
behalen | gain; win | |
lukken | bring home the bacon; come through; deliver the goods; succeed; win | |
overwinnen | conquer; master; overcome; win; win over | |
te boven komen | conquer; master; overcome; win; win over | |
verkrijgen | gain; win | acquire; buy; come by; gain; get hold of; get hold of something; get one's hands on; lay one's hands on; obtain; procure; purchase; receive for one's portion; secure; seize; seize upon; take possession of |
verslaan | conquer; master; overcome; win; win over | |
winnen | conquer; gain; master; overcome; win; win over | gain the day; gain the victory |
- | acquire; advance; gain; gain ground; get ahead; make headway; pull ahead |
Verwante woorden van "win":
Synoniemen voor "win":
Antoniemen van "win":
Verwante definities voor "win":
Wiktionary: win
win
Cross Translation:
verb
win
-
transitive: achieve victory in
- win → winnen; overwinnen
-
intransitive: achieve by winning
- win → winnen; overwinnen
-
individual victory
- win → overwinning
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• win | → winnen | ↔ gewinnen — (transitiv) einen Wettkampf, einen Wettstreit, ein Streitgespräch oder Ähnliches zu seinem Vorteil und Nutzen entscheiden |
• win | → winnen | ↔ gewinnen — (intransitiv)in einem Kampf, Wettstreit oder Ähnlichem als Sieger beziehungsweise Siegerin hervorgehen |
• win | → winnen | ↔ gewinnen — (intransitiv) durch eigenen Aufwand, Einsatz, eigene Bemühung (und günstige Umstand) etwas erstrebenswert beziehungsweise wünschenswert erlangen |
• win | → zegevieren | ↔ obsiegen — gehoben, veraltend: den Sieg davontragen |
• win | → baat; gewin; verdienste; winst | ↔ bénéfice — commerce|fr gain, profit. |
• win | → buitmaken; behalen; verkrijgen; verwerven; aanbrengen; werven; aanwerven; verdienen; winnen | ↔ gagner — Traductions à trier suivant le sens |
Verwante vertalingen van win
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor win (Nederlands) in het Engels
winnen:
-
winnen (overwinnen; te boven komen; verslaan)
-
winnen (de overwinning behalen; zegevieren)
-
winnen (verkrijgen; behalen)
Conjugations for winnen:
o.t.t.
- win
- wint
- wint
- winnen
- winnen
- winnen
o.v.t.
- won
- won
- won
- wonnen
- wonnen
- wonnen
v.t.t.
- heb gewonnen
- hebt gewonnen
- heeft gewonnen
- hebben gewonnen
- hebben gewonnen
- hebben gewonnen
v.v.t.
- had gewonnen
- had gewonnen
- had gewonnen
- hadden gewonnen
- hadden gewonnen
- hadden gewonnen
o.t.t.t.
- zal winnen
- zult winnen
- zal winnen
- zullen winnen
- zullen winnen
- zullen winnen
o.v.t.t.
- zou winnen
- zou winnen
- zou winnen
- zouden winnen
- zouden winnen
- zouden winnen
diversen
- win!
- wint!
- gewonnen
- winnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor winnen:
Synoniemen voor "winnen":
Antoniemen van "winnen":
Verwante definities voor "winnen":
Wiktionary: winnen
winnen
Cross Translation:
verb
winnen
verb
-
to win, achieve a gain
-
acquire
- gain → verkrijgen; winnen; bekomen
-
to obtain, or gain as the result of exertion
-
to obtain by any outlay, as of labor, danger or sacrifice
-
transitive: achieve victory in
- win → winnen; overwinnen
-
intransitive: achieve by winning
- win → winnen; overwinnen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• winnen | → win | ↔ gewinnen — (intransitiv)in einem Kampf, Wettstreit oder Ähnlichem als Sieger beziehungsweise Siegerin hervorgehen |
• winnen | → win | ↔ gewinnen — (transitiv) einen Wettkampf, einen Wettstreit, ein Streitgespräch oder Ähnliches zu seinem Vorteil und Nutzen entscheiden |
• winnen | → win; gain; earn | ↔ gewinnen — (intransitiv) durch eigenen Aufwand, Einsatz, eigene Bemühung (und günstige Umstand) etwas erstrebenswert beziehungsweise wünschenswert erlangen |
• winnen | → produce | ↔ gewinnen — (transitiv) etwas aus einem Naturerzeugnis entstehen lassen, hervorbringen, produzieren |
• winnen | → earn; earn a living; win; gain; beat; get; reach; obtain; secure; recruit; acquire; attract; enlist; enroll; enrol; rally; canvass; woo; profit; accrue | ↔ gagner — Traductions à trier suivant le sens |