Engels

Uitgebreide vertaling voor knocker (Engels) in het Nederlands

knocker vorm van knock:

to knock werkwoord (knocks, knocked, knocking)

  1. to knock (tap at; tap)
    aantikken; kloppen; tikken; aankloppen
    • aantikken werkwoord (tik aan, tikt aan, tikte aan, tikten aan, aangetikt)
    • kloppen werkwoord (klop, klopt, klopte, klopten, geklopt)
    • tikken werkwoord (tik, tikt, tikte, tikten, getikt)
    • aankloppen werkwoord (klop aan, klopt aan, klopte aan, klopten aan, aangeklopt)

Conjugations for knock:

present
  1. knock
  2. knock
  3. knocks
  4. knock
  5. knock
  6. knock
simple past
  1. knocked
  2. knocked
  3. knocked
  4. knocked
  5. knocked
  6. knocked
present perfect
  1. have knocked
  2. have knocked
  3. has knocked
  4. have knocked
  5. have knocked
  6. have knocked
past continuous
  1. was knocking
  2. were knocking
  3. was knocking
  4. were knocking
  5. were knocking
  6. were knocking
future
  1. shall knock
  2. will knock
  3. will knock
  4. shall knock
  5. will knock
  6. will knock
continuous present
  1. am knocking
  2. are knocking
  3. is knocking
  4. are knocking
  5. are knocking
  6. are knocking
subjunctive
  1. be knocked
  2. be knocked
  3. be knocked
  4. be knocked
  5. be knocked
  6. be knocked
diverse
  1. knock!
  2. let's knock!
  3. knocked
  4. knocking
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

knock [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the knock (blow; slap; smack)
    de klap; toegebrachte klap; de tik; de lel; de klop; de mep
    • klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • toegebrachte klap [znw.] zelfstandig naamwoord
    • tik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lel [de ~] zelfstandig naamwoord
    • klop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • mep [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. the knock (knocking)
    aankloppen

Vertaal Matrix voor knock:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankloppen knock; knocking
aantikken tapping
klap blow; knock; slap; smack babble; backbiting; bang; blah; blast; blow; boom; bump; bunkum; clanging; claptrap; clout; crash; defamation; gossip; jab; jaw; mudslinging; nudge; prattle; punch; scandal; scandal-mongering; slander; slap; slipslop; smack; talk; talkee-talkee; talking; talks; thud; thump; tittle-tattle; tolling; vilification; wallop; whopper; wishwash
klop blow; knock; slap; smack
kloppen knocking; palpitations; throbbing
lel blow; knock; slap; smack blow; clout; jab; lobe; nudge; punch; seed leaf; slap; smack; wallop; whopper
mep blow; knock; slap; smack blow; box on the ear; clout; jab; nudge; punch; slap; smack; wallop; whopper
tik blow; knock; slap; smack blow; slap; smack
tikken taps
toegebrachte klap blow; knock; slap; smack blow; slap; smack
- bang; bash; belt; knocking; rap; roast; smash; whack; whang
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankloppen knock; tap; tap at
aantikken knock; tap; tap at
kloppen knock; tap; tap at agree; be accurate; be correct; correspond to; match; palpitate; throb; tremble
tikken knock; tap; tap at tap; type; typewrite
- bump; criticise; criticize; pick apart; ping; pink; rap; strike hard; tap

Verwante woorden van "knock":


Synoniemen voor "knock":


Antoniemen van "knock":


Verwante definities voor "knock":

  1. the act of hitting vigorously1
  2. negative criticism1
  3. a bad experience1
    • the school of hard knocks1
  4. the sound of knocking (as on a door or in an engine or bearing)1
  5. a vigorous blow1
    • the sudden knock floored him1
  6. find fault with; express criticism of; point out real or perceived flaws1
    • Don't knock the food--it's free1
  7. deliver a sharp blow or push :1
    • He knocked the glass clear across the room1
  8. knock against with force or violence1
  9. rap with the knuckles1
    • knock on the door1
  10. sound like a car engine that is firing too early1
  11. make light, repeated taps on a surface1

Wiktionary: knock

knock
verb
  1. to bump or impact
  2. to rap one's knuckles against something
noun
  1. abrupt rapping sound
  2. impact
knock
verb
  1. tegen iets slaan

Cross Translation:
FromToVia
knock tikken; kloppen klopfen — Periodische Bewegung, die ein rhythmisches Geräusch entfaltet.
knock houw; klap; schop; slag; stoot; tik; klets; klop; veeg; flap; mep coupimpression que fait un corps sur un autre en le frappant.
knock beoordelen; keuren; kritiseren critiquer — péjoratif|fr Faire des reproches, faire ressortir uniquement les défauts.
knock slaan; halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; klappen; kloppen; opvallen; houwen; meppen frapper — A TRIER
knock aanstoot geven; choqueren; kwetsen; aanbotsen; geduwd worden; zich stoten; klappen; kloppen; slaan; opvallen; houwen; meppen heurterentrer brusquement en contact.

knocker:


Vertaal Matrix voor knocker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- boob; bosom; breast; depreciator; detractor; disparager; doorknocker; rapper; tit; titty

Synoniemen voor "knocker":


Verwante definities voor "knocker":

  1. a device (usually metal and ornamental) attached by a hinge to a door1
  2. either of two soft fleshy milk-secreting glandular organs on the chest of a woman1
  3. one who disparages or belittles the worth of something1
  4. a person who knocks (as seeking to gain admittance)1
    • open the door and see who the knocker is1
  5. (Yiddish) a big shot who knows it and acts that way; a boastful immoderate person1

Wiktionary: knocker


Cross Translation:
FromToVia
knocker deurklopper heurtoirmarteau attaché, attenant à une porte et dont on se sert pour la frapper.
knocker borst; mam; tiet mamellepartie charnue et glanduleux du sein des mammifères femelles où se forme le lait.
knocker deurklopper; klopper marteau — Heurtoir de porte