Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- reel:
- Wiktionary:
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- reëel:
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor reel (Engels) in het Nederlands
reel:
-
to reel (wind up; wind; reel in)
opwikkelen; opwinden; haspelen; op een haspel winden; opklossen-
op een haspel winden werkwoord
-
opklossen werkwoord
Conjugations for reel:
present
- reel
- reel
- reels
- reel
- reel
- reel
simple past
- reeled
- reeled
- reeled
- reeled
- reeled
- reeled
present perfect
- have reeled
- have reeled
- has reeled
- have reeled
- have reeled
- have reeled
past continuous
- was reeling
- were reeling
- was reeling
- were reeling
- were reeling
- were reeling
future
- shall reel
- will reel
- will reel
- shall reel
- will reel
- will reel
continuous present
- am reeling
- are reeling
- is reeling
- are reeling
- are reeling
- are reeling
subjunctive
- be reeled
- be reeled
- be reeled
- be reeled
- be reeled
- be reeled
diverse
- reel!
- let's reel!
- reeled
- reeling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor reel:
Verwante woorden van "reel":
Synoniemen voor "reel":
Verwante definities voor "reel":
Wiktionary: reel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• reel | → katrol; rol | ↔ Rolle — eine drehbares, kreisförmiges Rad oder eine Walze, zum Beispiel: |
• reel | → klos; spoel | ↔ bobine — Petit cylindre de bois qui est garnir d’un rebord à ses deux extrémités et qui sert à filer au rouet, à dévider du fil, de la soie, de l’or, etc. |
Verwante vertalingen van reel
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor reel (Nederlands) in het Engels
reëel:
-
reëel (heus; effectief; werkelijk; metterdaad; warempel; echt; waarachtig; waar)
effectively; real; really; indeed; sure enough; sure; in fact-
effectively bijwoord
-
real bijvoeglijk naamwoord
-
really bijwoord
-
indeed bijwoord
-
sure enough bijwoord
-
sure bijvoeglijk naamwoord
-
in fact bijwoord
-
-
reëel
-
reëel (waarlijk; echt; zeker; stellig; beslist; wel degelijk; waarachtig; voorzeker; vast en zeker; welzeker; gewis; geheid; heus)
-
reëel (waarlijk; vast en zeker; zeker; waarachtig; stellig; vast; feitelijk; beslist; heus; welzeker; voorzeker; gewis; geheid)
definitely; genuinely; really; factually; certainly; surely; actually; truthfully; indeed-
definitely bijwoord
-
genuinely bijwoord
-
really bijwoord
-
factually bijwoord
-
certainly bijwoord
-
surely bijwoord
-
actually bijwoord
-
truthfully bijwoord
-
indeed bijwoord
-
Vertaal Matrix voor reëel:
Wiktionary: reëel
reëel
Cross Translation:
adjective
reëel
-
met de werkelijkheid overeenstemmend
- reëel → real
adjective
-
factual, real, not just apparent or even false
-
existing in act or reality, not just potentially
-
economics: having been adjusted to remove the effects of inflation
-
mathematics: relating to numbers with a one-to-one correspondence to the points on a line
-
-
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• reëel | → real | ↔ real — in materieller Form vorhanden |
• reëel | → real; true; genuine; legitimate; actual; practical | ↔ réel — véritable, effectif, vrai, sans fiction ni figure. |