Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- bang:
- Wiktionary:
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- bang:
- Wiktionary:
-
Gebruikers suggesties voor bang:
- fearful
Engels
Uitgebreide vertaling voor bang (Engels) in het Nederlands
bang:
-
to bang (hammer; thump)
-
to bang (crack; pop; boom)
-
to bang (beat; hit; strike; smash; smack; batter; hammer)
slaan; een klap geven-
een klap geven werkwoord (geef een klap, geeft een klap, gaf een klap, gaven een klap, een klap gegeven)
-
to bang (smack; slap; hammer; hit)
-
to bang (hammer; ground; drum; spike)
Conjugations for bang:
present
- bang
- bang
- bangs
- bang
- bang
- bang
simple past
- banged
- banged
- banged
- banged
- banged
- banged
present perfect
- have banged
- have banged
- has banged
- have banged
- have banged
- have banged
past continuous
- was banging
- were banging
- was banging
- were banging
- were banging
- were banging
future
- shall bang
- will bang
- will bang
- shall bang
- will bang
- will bang
continuous present
- am banging
- are banging
- is banging
- are banging
- are banging
- are banging
subjunctive
- be banged
- be banged
- be banged
- be banged
- be banged
- be banged
diverse
- bang!
- let's bang!
- banged
- banging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor bang:
Verwante woorden van "bang":
Synoniemen voor "bang":
Verwante definities voor "bang":
Wiktionary: bang
Verwante vertalingen van bang
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bang (Nederlands) in het Engels
bang:
-
bang (bevreesd; angstig; verschrikt; in angst; vreesachtig)
scared; frightened; anxious; afraid; afraid for; afraid of; fear; fearing-
scared bijvoeglijk naamwoord
-
frightened bijvoeglijk naamwoord
-
anxious bijvoeglijk naamwoord
-
afraid bijvoeglijk naamwoord
-
afraid for bijvoeglijk naamwoord
-
afraid of bijvoeglijk naamwoord
-
fear bijvoeglijk naamwoord
-
fearing bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor bang:
Verwante woorden van "bang":
Synoniemen voor "bang":
Verwante definities voor "bang":
Wiktionary: bang
bang
Cross Translation:
adjective
bang
-
angst hebbend
- bang → afraid
verb
-
to disturb with fear
- frighten → bang; maken; beangstigen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bang | → worried; anxious; agitated; troubled; restless; uneasy; unquiet; unsettled; rough; turbulent | ↔ inquiet — Qui est dans quelques troubles, dans quelques agitations d’esprit, soit par craintes, soit par irrésolutions et incertitudes. |
• bang | → afraid; anxious; cowardly; fainthearted; fearful; pusillanimous; shy; timid; timorous; wimpy | ↔ peureux — Qui est sujet à la peur. |
• bang | → shy; timid; abashed; afraid; anxious; fainthearted; pusillanimous; timorous | ↔ timide — Qui est craintif, qui manquer de hardiesse, d’assurance. |