Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. spook:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. spook:
  2. spoken:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor spook (Engels) in het Nederlands

spook:

spook [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the spook (ghostly apparition; ghost; apparition; )
    de geest; de verschijning; de geestverschijning; de schim; de spookverschijning; het spook

Vertaal Matrix voor spook:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geest apparition; ghost; ghostly apparition; phantom; specter; spectre; spook brainpower; drift; genius; intellect; intelligence; mental capacity; sense; tendency; thought
geestverschijning apparition; ghost; ghostly apparition; phantom; specter; spectre; spook
schim apparition; ghost; ghostly apparition; phantom; specter; spectre; spook ghost; shadow
spook apparition; ghost; ghostly apparition; phantom; specter; spectre; spook phantom
spookverschijning apparition; ghost; ghostly apparition; phantom; specter; spectre; spook ghost; phantom; specter; spectre
verschijning apparition; ghost; ghostly apparition; phantom; specter; spectre; spook appearance; exterior; figure; look; looks; shape
- creep; ghost; shade; specter; spectre; weirdie; weirdo; weirdy; wraith

Verwante woorden van "spook":

  • spooks

Synoniemen voor "spook":


Verwante definities voor "spook":

  1. a mental representation of some haunting experience1
  2. someone unpleasantly strange or eccentric1
  3. frighten or scare, and often provoke into a violent action1
    • The noise spooked the horse1

Wiktionary: spook

spook
noun
  1. spirit returning to haunt a place
  2. ghost or apparition
  3. hobgoblin
  4. spy
  5. pejorative: black person

Cross Translation:
FromToVia
spook bespieder; pottekijker; spion; verspieder espion — Personne qui espionne



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spook (Nederlands) in het Engels

spook:

spook [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het spook (fantoom)
    the phantom
    • phantom [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. het spook (geestverschijning; geest; verschijning; schim; spookverschijning)
    the ghost; the apparition; the spectre; the phantom; the ghostly apparition; the spook; the specter
    • ghost [the ~] zelfstandig naamwoord
    • apparition [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spectre [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • phantom [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ghostly apparition [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spook [the ~] zelfstandig naamwoord
    • specter [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans

Vertaal Matrix voor spook:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apparition geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning schrikbeeld
ghost geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning gedaante; hersenschim; schim; spookbeeld; spookgestalte; spooksite; spookverschijning; volgbeeld
ghostly apparition geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning
phantom fantoom; geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning hersenschim; spookbeeld; spookgestalte; spookverschijning
specter geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning hersenschim; schrikbeeld; spookbeeld; spookgestalte; spookverschijning
spectre geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning hersenschim; schrikbeeld; spookbeeld; spookgestalte; spookverschijning
spook geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ghost dupliceren

Verwante woorden van "spook":


Wiktionary: spook

spook
noun
  1. een geestverschijning die een bepaald gebouw of bepaalde locatie onveilig maakt
spook
noun
  1. spirit appearing after death
  2. archaic: a ghost
  3. spirit returning to haunt a place
  4. ghost or apparition

Cross Translation:
FromToVia
spook ghost GespenstGeist; ein meist Furcht einflößendes, übernatürliches Wesen
spook ghost; phantom fantôme — Apparition d’un défunt sous l’aspect qu’il avait de son vivant ou sous une autre forme, notamment sous un drap blanchâtre.
spook haunted hanté — Qui réputer occuper par des esprits ou d’autres forces surnaturelles et où se produiraient des phénomènes surnaturels ou paranormaux.

spoken:

spoken werkwoord (spook, spookt, spookte, spookten, gespookt)

  1. spoken
    to haunt
    • haunt werkwoord (haunts, haunted, haunting)

Conjugations for spoken:

o.t.t.
  1. spook
  2. spookt
  3. spookt
  4. spoken
  5. spoken
  6. spoken
o.v.t.
  1. spookte
  2. spookte
  3. spookte
  4. spookten
  5. spookten
  6. spookten
v.t.t.
  1. heb gespookt
  2. hebt gespookt
  3. heeft gespookt
  4. hebben gespookt
  5. hebben gespookt
  6. hebben gespookt
v.v.t.
  1. had gespookt
  2. had gespookt
  3. had gespookt
  4. hadden gespookt
  5. hadden gespookt
  6. hadden gespookt
o.t.t.t.
  1. zal spoken
  2. zult spoken
  3. zal spoken
  4. zullen spoken
  5. zullen spoken
  6. zullen spoken
o.v.t.t.
  1. zou spoken
  2. zou spoken
  3. zou spoken
  4. zouden spoken
  5. zouden spoken
  6. zouden spoken
en verder
  1. ben gespookt
  2. bent gespookt
  3. is gespookt
  4. zijn gespookt
  5. zijn gespookt
  6. zijn gespookt
diversen
  1. spook!
  2. spookt!
  3. gespookt
  4. spokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

spoken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de spoken (schimmen)
    the ghosts
    • ghosts [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spoken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ghosts schimmen; spoken
haunt sluiphol
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
haunt spoken achternazitten; achtervolgen; najagen; nastreven; nazitten; trachten te verkrijgen; vervolgen; volgen

Verwante woorden van "spoken":


Wiktionary: spoken

spoken
verb
  1. intr|nld rondwaren, dolen als een spook

Verwante vertalingen van spook