Overzicht
Engels
Uitgebreide vertaling voor hang (Engels) in het Nederlands
hang:
Conjugations for hang:
present
- hang
- hang
- hangs
- hang
- hang
- hang
simple past
- hung
- hung
- hung
- hung
- hung
- hung
present perfect
- have hung
- have hung
- has hung
- have hung
- have hung
- have hung
past continuous
- was hanging
- were hanging
- was hanging
- were hanging
- were hanging
- were hanging
future
- shall hang
- will hang
- will hang
- shall hang
- will hang
- will hang
continuous present
- am hanging
- are hanging
- is hanging
- are hanging
- are hanging
- are hanging
subjunctive
- be hung
- be hung
- be hung
- be hung
- be hung
- be hung
diverse
- hang!
- let's hang!
- hung
- hanging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor hang:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hangen | dangling; hanging | |
ophangen | hanging up; suspension | |
- | bent; knack | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
afhangen | depend on; drape; hang | |
hangen | depend on; drape; hang | float; hover |
ophangen | hang; hang up | hang on; suspend from |
opknopen | hang; hang up | |
- | advert; attend; cling; fall; flow; give ear; hang up; pay heed; string up |
Verwante woorden van "hang":
Synoniemen voor "hang":
Verwante definities voor "hang":
Wiktionary: hang
hang
Cross Translation:
verb
hang
-
computing: to cause (a program or computer) to stop responding
-
computing: to stop responding
-
to decorate (something) with hanging objects
-
to exhibit by hanging
- hang → ophangen
-
to apply (wallpaper or drywall to a wall)
- hang → behangen
-
informal: to loiter
- hang → rondhangen; uithangen
-
to execute by suspension from the neck
-
to be executed using gallows
- hang → hangen; opgehangen
-
to place on a hook
- hang → ophangen
-
to float as if suspended
- hang → zweven
-
to hold or bear in a suspended or inclined manner or position
-
to cause to be suspended
-
to be or remain suspended
verb
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hang | → haken; enteren; aanhaken; vasthaken | ↔ accrocher — Attacher, suspendre à un crochet, à un clou, à un portemanteau, etc. (Sens général). |
• hang | → hangen | ↔ pendre — attacher une chose, une personne ou un animal en haut par une de ses parties, de manière qu’elle ne toucher pas en bas. |
• hang | → terugvallen; hangen | ↔ retomber — tomber encore. |
• hang | → bekleden; overtrekken; behangen | ↔ tapisser — revêtir, orner de tapisserie les murailles d’une salle, d’une chambre, etc. note Se dit en parlant de la salle, de la pièce ou en parlant des choses qui les couvrent ou les tapissent. |
Verwante vertalingen van hang
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor hang (Nederlands) in het Engels
hang:
-
de hang (geneigdheid; inclinatie; neiging; gezindheid)
Vertaal Matrix voor hang:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
inclination | geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging | confessie; declinatie; flauwe helling; geloof; geloofsovertuiging; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; genegenheid; gezindheid; gezindte; glooiing; glooiingshoek; inborst; inclinatie; overtuiging; strekking; temperament; tendens; vaststaande mening; vurigheid |
tendency | geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging | bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis; geest; strekking; tendens; tendentie; teneur |
tenor | geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging | bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis; strekking; tendens; tendentie; tenor; tenorzanger |
trend | geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging | geneigdheid; mode; modeverschijnsel; neiging; strekking; tendens; tendentie; trend |
Verwante woorden van "hang":
hang vorm van hangen:
Conjugations for hangen:
o.t.t.
- hang
- hangt
- hangt
- hangen
- hangen
- hangen
o.v.t.
- hing
- hing
- hing
- hingen
- hingen
- hingen
v.t.t.
- heb gehangen
- hebt gehangen
- heeft gehangen
- hebben gehangen
- hebben gehangen
- hebben gehangen
v.v.t.
- had gehangen
- had gehangen
- had gehangen
- hadden gehangen
- hadden gehangen
- hadden gehangen
o.t.t.t.
- zal hangen
- zult hangen
- zal hangen
- zullen hangen
- zullen hangen
- zullen hangen
o.v.t.t.
- zou hangen
- zou hangen
- zou hangen
- zouden hangen
- zouden hangen
- zouden hangen
diversen
- hang!
- hangt!
- gehangen
- hangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het hangen
Vertaal Matrix voor hangen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dangling | hangen | |
drape | draperie; geplooide stof; overgordijn | |
float | dobber; drijvend; praalwagen | |
hanging | hangen | neerhangen |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
depend on | afhangen; hangen | |
drape | afhangen; hangen | draperen; met stof behangen |
float | hangen; zweven | dobberen |
hang | afhangen; hangen | ophangen; opknopen |
hover | hangen; zweven | aanwijzen; bidden |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dangling | bungelend |
Verwante woorden van "hangen":
Synoniemen voor "hangen":
Verwante definities voor "hangen":
Wiktionary: hangen
hangen
Cross Translation:
verb
-
computing: to cause (a program or computer) to stop responding
-
computing: to stop responding
-
to execute by suspension from the neck
-
to be executed using gallows
- hang → hangen; opgehangen
-
to cause to be suspended
-
to be or remain suspended
-
hang down
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hangen | → hang; droop; hang down | ↔ pendre — attacher une chose, une personne ou un animal en haut par une de ses parties, de manière qu’elle ne toucher pas en bas. |
• hangen | → lapse; droop; hang; hang down | ↔ retomber — tomber encore. |