Engels

Uitgebreide vertaling voor boon (Engels) in het Nederlands

boon:

boon [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the boon (blessing; benediction)
    de voorspoed; de zegening; de zaligheid; gezegende toestand; het heil; de zegen; zegenen
  2. the boon (favour; service; grace; )
    de gunst; de dienst
    • gunst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • dienst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor boon:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dienst boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support Mass; complaisance; compliance; courtesy; institution; kindness; mass; military service; modesty; national service; service; subservience; worship
gezegende toestand benediction; blessing; boon blessing
gunst boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support
heil benediction; blessing; boon affluence; blessing; prosperity; wealth; welfare; well-being
voorspoed benediction; blessing; boon affluence; blessing; prosperity; wealth; welfare; well-being
zaligheid benediction; blessing; boon bliss; delight; deliverance; happiness; kingdom of Heaven; liberation; redemption; release; rescue; salvation
zegen benediction; blessing; boon blessing
zegenen benediction; blessing; boon blessing
zegening benediction; blessing; boon blessing; consecration; devotion; hallowing; ordination; sanctification
- blessing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zegenen bless; consecrate; sanctify

Verwante woorden van "boon":

  • boons

Synoniemen voor "boon":


Verwante definities voor "boon":

  1. very close and convivial1
    • boon companions1
  2. a desirable state1
    • a spanking breeze is a boon to sailors1

Wiktionary: boon

boon
adjective
  1. kind; bountiful; benign
  2. gay; merry; jovial; convivial
noun
  1. a prayer or petition
  2. a gift; a benefaction; a grant; a present
  3. A blessing or benefit
boon
noun
  1. een goede daad voor iemand doen

Cross Translation:
FromToVia
boon sierlijkheid; begunstiging; genadigheid; gunst grâce — Ce qui plaît dans les attitudes, les manières, les discours. Un certain agrément, un certain charme indéfinissable.

Computer vertaling door derden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor boon (Nederlands) in het Engels

boon:

boon [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de boon (bruine boon)
    the bean
    • bean [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de boon (sperzieboon)
    the French bean

Vertaal Matrix voor boon:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
French bean boon; sperzieboon prinsessenboon; slaboon; snijboon
bean boon; bruine boon

Verwante woorden van "boon":

  • bonen, boontje, boontjes

Verwante definities voor "boon":

  1. lange smalle groene peulvrucht2
    • we eten sperziebonen vanavond2
  2. ovaal of rond zaad van een peulvrucht2
    • we eten vanavond bruine bonen2

Wiktionary: boon

boon
noun
  1. een eetbare peulvrucht
boon
noun
  1. seed

Cross Translation:
FromToVia
boon bean Bohne — Pflanze (oder Teil) verschiedener Schmetterlingsblütler
boon broad bean; fava bean; faba bean; horse bean; field bean; tic bean; trinket fèvelégumineuse cultivée pour sa graine
boon haricot; kidney bean; string bean haricotÉléments à trier …

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van boon