Engels

Uitgebreide vertaling voor appoint (Engels) in het Nederlands

appoint:

appoint werkwoord

  1. appoint (establish; install; institute; instal)
    aanstellen; benoemen; installeren
    • aanstellen werkwoord (stel aan, stelt aan, stelde aan, stelden aan, aangesteld)
    • benoemen werkwoord (benoem, benoemt, benoemde, benoemden, benoemd)
    • installeren werkwoord (installeer, installeert, installeerde, installeerden, geïnstalleerd)
  2. appoint (nominate)
    benoemen; in functie aanstellen
  3. appoint (recommend; nominate; suggest; )
    aanbevelen; voordragen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren
    • aanbevelen werkwoord (beveel aan, beveelt aan, beval aan, bevolen aan, aanbevolen)
    • voordragen werkwoord (draag voor, draagt voor, droeg voor, droegen voor, voorgedragen)
    • aanraden werkwoord (raad aan, raadt aan, ried aan, rieden aan, aangeraden)
    • nomineren werkwoord (nomineer, nomineert, nomineerde, nomineerden, genomineerd)

Vertaal Matrix voor appoint:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbevelen advise; appoint; consider; elect; nominate; present; propose; recommend; suggest praise; recommend
aanraden advise; appoint; consider; elect; nominate; present; propose; recommend; suggest advise; recommend; suggest
aanstellen appoint; establish; instal; install; institute
benoemen appoint; establish; instal; install; institute; nominate call; denominate; mention; name; stamp one's foot; term
iemand recommanderen advise; appoint; consider; elect; nominate; present; propose; recommend; suggest
in functie aanstellen appoint; nominate
installeren appoint; establish; instal; install; institute arrange; assemble; construct; fit; instal; install; lay; place; set up
nomineren advise; appoint; consider; elect; nominate; present; propose; recommend; suggest
voordragen advise; appoint; consider; elect; nominate; present; propose; recommend; suggest declaim; orate; recite
- charge; constitute; name; nominate

Verwante woorden van "appoint":


Synoniemen voor "appoint":


Verwante definities voor "appoint":

  1. furnish1
    • a beautifully appointed house1
  2. create and charge with a task or function1
  3. assign a duty, responsibility or obligation to1
    • He was appointed deputy manager1

Wiktionary: appoint

appoint
verb
  1. to constitute; to ordain; to prescribe; to fix the time and place of
appoint
verb
  1. benoemen

Cross Translation:
FromToVia
appoint toewijzen; voor het gerecht dagen adjuger — procédure|fr déclarer par autorité de justice qu’une personne devenir propriétaire d’un bien meuble ou immeuble mis à l’enchère.
appoint toewijzen; voor het gerecht dagen alloueraccorder quelque chose à quelqu'un.
appoint toewijzen; voor het gerecht dagen assignerdéterminer, faire connaître.
appoint laden; belasten met; opdracht geven; opdragen chargergarnir d’une charge.
appoint afvaardigen; delegeren déléguerdéputer, commettre, envoyer quelqu’un avec pouvoir d’agir, d’examiner, de juger, de négocier, etc.
appoint aanduiden; aangeven; een teken geven; merken; kenmerken; tekenen; laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen; aanwijzen; uitduiden; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken désigner — Traduction à trier
appoint bepalen; bevestigen; fixeren; tuigeren; vastmaken; vaststellen; definiëren; omschrijven fixerattacher, affermir, rendre immobile, maintenir en place.