Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- converse:
-
Wiktionary:
- converse → tegenovergestelde
- converse → converseren
Engels
Uitgebreide vertaling voor converse (Engels) in het Nederlands
converse:
-
to converse (talk; discuss)
-
to converse (have a conversation; speak; communicate; talk)
spreken; praten; in contact staan; een conversatie hebben; communiceren-
spreken werkwoord
-
in contact staan werkwoord (sta in contact, staat in contact, stond in contact, stonden in contact, in contact gestaan)
-
een conversatie hebben werkwoord (heb een conversatie, hebt een conversatie, heeft een conversatie, had een conversatie, hadden een conversatie, een conversatie gehad)
-
-
to converse (to be busy; talk)
in gesprek zijn; bezet zijn-
in gesprek zijn werkwoord (ben in gesprek, bent in gesprek, is in gesprek, was in gesprek, waren in gesprek, in gesprek geweest)
-
bezet zijn werkwoord
-
-
to converse (talk; chat)
Conjugations for converse:
present
- converse
- converse
- converses
- converse
- converse
- converse
simple past
- conversed
- conversed
- conversed
- conversed
- conversed
- conversed
present perfect
- have conversed
- have conversed
- has conversed
- have conversed
- have conversed
- have conversed
past continuous
- was conversing
- were conversing
- was conversing
- were conversing
- were conversing
- were conversing
future
- shall converse
- will converse
- will converse
- shall converse
- will converse
- will converse
continuous present
- am conversing
- are conversing
- is conversing
- are conversing
- are conversing
- are conversing
subjunctive
- be conversed
- be conversed
- be conversed
- be conversed
- be conversed
- be conversed
diverse
- converse!
- let's converse!
- conversed
- conversing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor converse:
Verwante woorden van "converse":
Synoniemen voor "converse":
Verwante definities voor "converse":
Wiktionary: converse
converse
noun
converse
-
opposite
- converse → tegenovergestelde
-
to engage in conversation
- converse → converseren
verb
-
een geprek voeren