Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. carrot:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor carrot (Engels) in het Nederlands

carrot:

carrot [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the carrot
    de wortel; de peen
    • wortel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • peen [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor carrot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
peen carrot
wortel carrot beet; beetroot
- Daucus carota sativa; cultivated carrot

Verwante woorden van "carrot":

  • carrots

Synoniemen voor "carrot":


Verwante definities voor "carrot":

  1. promise of reward as in1
    • carrot and stick1
    • used the carrot of subsidized housing for the workers to get their vote1
  2. orange root; important source of carotene1
  3. perennial plant widely cultivated as an annual in many varieties for its long conical orange edible roots; temperate and tropical regions1
  4. deep orange edible root of the cultivated carrot plant1

Wiktionary: carrot

carrot
noun
  1. orange root vegetable

Cross Translation:
FromToVia
carrot wortel Karotteregional: die Möhre (Daucus carota ssp. sativus) allgemein
carrot wortel MöhreWurzelgemüse einiger Arten aus der Familie der Doldenblütler
carrot wortel; peen carotte — Légume