Engels

Uitgebreide vertaling voor abide (Engels) in het Nederlands

abide:

to abide werkwoord (abides, abided, abiding)

  1. to abide (accept; take on; take possession of; take)
    aannemen; accepteren; aanvaarden
    • aannemen werkwoord (neem aan, neemt aan, nam aan, namen aan, aangenomen)
    • accepteren werkwoord (accepteer, accepteert, accepteerde, accepteerden, geaccepteerd)
    • aanvaarden werkwoord (aanvaard, aanvaardt, aanvaardde, aanvaardden, aanvaard)

Conjugations for abide:

present
  1. abide
  2. abide
  3. abides
  4. abide
  5. abide
  6. abide
simple past
  1. abided
  2. abided
  3. abided
  4. abided
  5. abided
  6. abided
present perfect
  1. have abided
  2. have abided
  3. has abided
  4. have abided
  5. have abided
  6. have abided
past continuous
  1. was abiding
  2. were abiding
  3. was abiding
  4. were abiding
  5. were abiding
  6. were abiding
future
  1. shall abide
  2. will abide
  3. will abide
  4. shall abide
  5. will abide
  6. will abide
continuous present
  1. am abiding
  2. are abiding
  3. is abiding
  4. are abiding
  5. are abiding
  6. are abiding
subjunctive
  1. be abided
  2. be abided
  3. be abided
  4. be abided
  5. be abided
  6. be abided
diverse
  1. abide!
  2. let's abide!
  3. abided
  4. abiding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor abide:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aannemen adoption; presumption; presupposition
aanvaarden acceptance; accepting; inner acceptance; intake
accepteren acceptance; intake
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aannemen abide; accept; take; take on; take possession of accept; accept a gift; adopt; believe; believe in; collect; employ; engage; hire; presume; receive; recruit; sign on; take
aanvaarden abide; accept; take; take on; take possession of accept; accept a gift; collect; let come; let happen; put up with; receive; submit to; take
accepteren abide; accept; take; take on; take possession of accept; accept a gift; collect; let come; let happen; put up with; receive; submit to; take
- bide; stay
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- dwell; sojourn

Verwante woorden van "abide":

  • abiding

Synoniemen voor "abide":


Verwante definities voor "abide":

  1. dwell1

Wiktionary: abide

abide
verb
  1. to tolerate
  2. to endure
  3. to await
  4. to dwell

Cross Translation:
FromToVia
abide verwachten erwarten — auf jmdn./etw. warten, dem Eintreffen von etwas entgegensehen; denken, dass etwas kommen/passieren wird
abide nakomen; naleven; uitvoeren; verrichten; vervullen; voltrekken accomplirachever entièrement.
abide doorstaan; lijden; ondergaan; uitstaan; velen; verdragen endurersouffrir, supporter avec fermeté, constance.
abide gadeslaan; observeren; toekijken; toezien; waarnemen observer — Traductions à trier suivant le sens
abide gehoorzamen obéir — Se soumettre à une demande, une règle ou une obligation d’une personne ; exécuter un ordre donné.
abide eerbiedigen; respecteren respecterhonorer, révérer, porter respect.
abide blijven; overblijven; resten; resteren; toeven; verblijven restercontinuer d’être à un endroit ou dans un état.
abide accepteren; aannemen; ontvangen; doorstaan; lijden; ondergaan; uitstaan; velen; verdragen souffrirsentir de la douleur.
abide bewandelen; bijhouden; volgen; voortvloeien; opvolgen; beschrijven; gaan langs suivre — Traductions à trier suivant le sens
abide aanzien; dulden; toelaten; tolereren; velen; verdragen; pikken tolérersupporter.