Engels

Uitgebreide vertaling voor stem (Engels) in het Nederlands

stem:

stem [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the stem (handle)
    de steel; handvat in de vorm van stok
  2. the stem (radical)
    de stam; etymon; de stamvorm
    • stam [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • etymon [znw.] zelfstandig naamwoord
    • stamvorm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the stem (bow; prow)
    de boeg; de steven; de voorsteven
    • boeg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • steven [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • voorsteven [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the stem (antenna; whip aerial; feeler; blade)
    de antenne; de voelspriet; de spriet; de voelhoren
    • antenne [de ~] zelfstandig naamwoord
    • voelspriet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • spriet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • voelhoren [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. the stem (primitive word)
    het stamwoord
  6. the stem (haulm; stalk; halm)
    de halm
    • halm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

to stem werkwoord (stems, stemmed, stemming)

  1. to stem (stop; bring to a halt; put to a stop; halt; bring to a standstill)
    ophouden; stopzetten; remmen; tegenhouden; halt houden; tot staan brengen
    • ophouden werkwoord (houd op, houdt op, hield op, hielden op, opgehouden)
    • stopzetten werkwoord (zet stop, zette stop, zetten stop, stopgezet)
    • remmen werkwoord (rem, remt, remde, remden, geremd)
    • tegenhouden werkwoord (houd tegen, houdt tegen, hield tegen, hielden tegen, tegengehouden)
    • halt houden werkwoord (houd halt, houdt halt, hield halt, hielden halt, halt gehouden)
    • tot staan brengen werkwoord (breng tot staan, brengt tot staan, bracht tot staan, brachten tot staan, tot staan gebracht)
  2. to stem (thwart; hinder; oppose; )
    tegenwerken; dwarsbomen; dwarsliggen
    • tegenwerken werkwoord (werk tegen, werkt tegen, werkte tegen, werkten tegen, tegengewerkt)
    • dwarsbomen werkwoord (dwarsboom, dwarsboomt, dwarsboomde, dwarsboomden, gedwarsboomd)
    • dwarsliggen werkwoord (lig dwars, ligt dwars, lag dwars, lagen dwars, dwarsgelegen)

Conjugations for stem:

present
  1. stem
  2. stem
  3. stems
  4. stem
  5. stem
  6. stem
simple past
  1. stemmed
  2. stemmed
  3. stemmed
  4. stemmed
  5. stemmed
  6. stemmed
present perfect
  1. have stemmed
  2. have stemmed
  3. has stemmed
  4. have stemmed
  5. have stemmed
  6. have stemmed
past continuous
  1. was stemming
  2. were stemming
  3. was stemming
  4. were stemming
  5. were stemming
  6. were stemming
future
  1. shall stem
  2. will stem
  3. will stem
  4. shall stem
  5. will stem
  6. will stem
continuous present
  1. am stemming
  2. are stemming
  3. is stemming
  4. are stemming
  5. are stemming
  6. are stemming
subjunctive
  1. be stemmed
  2. be stemmed
  3. be stemmed
  4. be stemmed
  5. be stemmed
  6. be stemmed
diverse
  1. stem!
  2. let's stem!
  3. stemmed
  4. stemming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor stem:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
antenne antenna; blade; feeler; stem; whip aerial
boeg bow; prow; stem
etymon radical; stem
halm halm; haulm; stalk; stem stalk
handvat in de vorm van stok handle; stem
ophouden cease; knock off; quitting; stopping
spriet antenna; blade; feeler; stem; whip aerial blade; blade of grass
stam radical; stem race; shank; stick; tribe; trunk
stamvorm radical; stem
stamwoord primitive word; stem
steel handle; stem stalk
steven bow; prow; stem
voelhoren antenna; blade; feeler; stem; whip aerial
voelspriet antenna; blade; feeler; stem; whip aerial
voorsteven bow; prow; stem
- base; bow; fore; prow; radical; root; root word; shank; stalk; stem turn; theme
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dwarsbomen cross; hinder; oppose; prevent; sabotage; stem; stop; thwart; upset
dwarsliggen cross; hinder; oppose; prevent; sabotage; stem; stop; thwart; upset
halt houden bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop come to a stand-still; halt; stand still; stop
ophouden bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop abandon; become extinct; bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; cease; conclude; delay; desist from; deter; die of fear; die out; drop out; end; extinguish; finish; finish off; give up; hold up; keep up; peg out; pinch out; pull out; quit; retard; snuff; stop
remmen bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop brake; put a brake on; slow down; stop
stopzetten bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop
tegenhouden bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop
tegenwerken cross; hinder; oppose; prevent; sabotage; stem; stop; thwart; upset counteract; hinder; make it difficult; make it hard; oppose; resist; thwart; withstand
tot staan brengen bring to a halt; bring to a standstill; halt; put to a stop; stem; stop
- halt; stanch; staunch
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bank up; block; dam

Verwante woorden van "stem":


Synoniemen voor "stem":


Verwante definities voor "stem":

  1. a turn made in skiing; the back of one ski is forced outward and the other ski is brought parallel to it1
  2. front part of a vessel or aircraft1
  3. cylinder forming a long narrow part of something1
  4. the tube of a tobacco pipe1
  5. (linguistics) the form of a word after all affixes are removed1
    • thematic vowels are part of the stem1
  6. a slender or elongated structure that supports a plant or fungus or a plant part or plant organ1
  7. remove the stem from1
    • for automatic natural language processing, the words must be stemmed1
  8. stop the flow of a liquid1
    • stem the tide1
  9. grow out of, have roots in, originate in1
    • The increase in the national debt stems from the last war1
  10. cause to point inward1
    • stem your skis1

Wiktionary: stem

stem
noun
  1. botany: above-ground stalk of a vascular plant
  2. linguistics: main part of a word
verb
  1. to stop, hinder
stem
noun
  1. plantkunde|nld grasstengel of graanstengel
  2. taalkunde|nld een onvervoegde of onverbogen woordvorm

Cross Translation:
FromToVia
stem doorhalen; doorstrepen; een streep halen door; schrappen; afdammen; afsluiten; belemmeren; stuwen; versperren barrerfermer avec une barre par-derrière.
stem remmen; afremmen freinerretenir, ralentir, arrêter à l’aide d’un frein.
stem afstammen; het gevolg zijn van; ontspruiten; voortkomen provenirprocéder, venir, dériver, résulter.
stem staart; halm; steel; stengel queue — à trier
stem stam; wortel; radix racine — (botanique) Partie souterraine d’un végétal qui lui permet de puiser dans le sol les éléments nécessaires à sa nutrition (eau, sels minéraux) et d’assurer sa fixation à son support.
stem halm; stengel tige — partie d’une plante qui sort de terre
stem buis; kanaal; loop; pijp; roer; steel tube — Tuyau.

Verwante vertalingen van stem



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stem (Nederlands) in het Engels

stem:

stem [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de stem (kiesstem)
    the vote
    • vote [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de stem
    – geluid dat je maakt met je stembanden 2
    the voice
    – the distinctive quality or pitch or condition of a person's speech 1
    • voice [the ~] zelfstandig naamwoord
      • A shrill voice sounded behind us1

Vertaal Matrix voor stem:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voice stem stemgeluid
vote kiesstem; stem een stem uitbrengen; keuze; kiezen; stemmen; stemming; waarvoor gestemd wordt
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voice formuleren; verbaliseren; verwoorden
vote kiezen; stemmen; zijn stem uitbrengen

Verwante woorden van "stem":


Verwante definities voor "stem":

  1. geluid dat je maakt met je stembanden2
    • zij heeft een heldere stem2
  2. laten weten waar je voorkeur naar uitgaan2
    • mijn stem gaat naar D662

Wiktionary: stem

stem
noun
  1. het geluid dat door het trillen van de menslijke stembanden wordt geproduceerd
  2. het geluid dat een mens bij het spreken voortbrengt
  3. het geluid dat een mens bij het zingen voortbrengt
  4. een orgelregister
  5. een keuze gemaakt door een stemmer (kiezer) bij een stemming (verkiezing)
stem
adjective
  1. uttered or modulated by the voice
noun
  1. sound uttered by the mouth
  2. -
  3. formalised choice
verb
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
stem voice Stimme — ein mit dem Kehlkopf erzeugter Laut, um sich zu verständigen bzw. sich verständlich zu machen
stem voice StimmeMusik: Tonlage eines Sängers oder Instruments
stem voice StimmeFähigkeit zu Reden und zu Singen
stem vote Stimme — Votum bei Beratungen, Konsens- oder Mehrheitsfindungen

stem vorm van stemmen:

stemmen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het stemmen (een stem uitbrengen; kiezen)
    the vote
    • vote [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stemmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vote een stem uitbrengen; kiezen; stemmen keuze; kiesstem; stem; stemming; waarvoor gestemd wordt
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vote kiezen; stemmen; zijn stem uitbrengen

Verwante woorden van "stemmen":


Verwante definities voor "stemmen":

  1. bij verkiezing of vergadering zeggen waar je voor bent2
    • ik stem op geen enkele politieke partij2
  2. een bepaald gevoel geven2
    • de regen stemde hem treurig2
  3. op de juiste toon instellen2
    • wil jij mijn gitaar stemmen?2

Wiktionary: stemmen

stemmen
verb
  1. deelnemen aan een verkiezing
  2. een instrument op de juiste toonhoogte brengen
  3. iemand een bepaald gevoel geven
stemmen
verb
  1. to vote
  2. to modify a musical instrument
  3. assert a formalised choice

Cross Translation:
FromToVia
stemmen tune stimmen — die Tonlage (Stimmlage) eines Instrumentes verändern
stemmen vote stimmen — an einer Wahl bzw. einer Abstimmung aktiv teilnehmen (sie beeinflussen)
stemmen bring into agreement; reconcile; bring into accord; grant accordermettre d’accord.
stemmen tune; attune; have available; have at one’s disposal; arrange; fix up; array disposerarranger, mettre dans l’ordre le plus convenable.
stemmen tune; attune; regulate; regularize; settle; adjust; arrange; put in order; tidy; categorize; collate; order; sort; conduct; direct; guide; head; lead; drive; show the way réglertirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé.
stemmen vote; poll; ballot élire — Choisir entre plusieurs personnes ou plusieurs choses. (Sens général).

Verwante vertalingen van stem