Workforce: vertaling Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

workforce:
- arbeidspotentieel; personeel
work force:
- personeel; staf; arbeidskracht; werkvermogen; werkzaamheid; arbeidsvermogen; werkkracht
Wiktionary:
- workforce → arbeidskracht

Engels

Uitgebreide vertaling voor workforce (Engels) in het Nederlands

the workforce
het arbeidspotentieel
- arbeidspotentieel [het ~] zelfstandig naamwoord
the workforce

– Users, facilities, and equipment that have configured a workschedule and are available for service activities. ¹
het personeel
- personeel [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
arbeidspotentieel	workforce
personeel	workforce	crew; employees; personnel; staff; work force
-	hands; manpower; men; work force

the force of workers available²
Users, facilities, and equipment that have configured a workschedule and are available for service activities.¹

Cross Translation:

From	To	Via
• workforce	→ arbeidskracht	↔ main-d’œuvre — travail de l’ouvrier considérer surtout par rapport au prix.

the work force (personnel; employees; crew)
het personeel; de staf
- personeel [het ~] zelfstandig naamwoord
- staf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the work force (capacity for work; productivity; energy)
de arbeidskracht; werkvermogen; de werkzaamheid; het arbeidsvermogen; de werkkracht
- arbeidskracht [de ~] zelfstandig naamwoord
- werkvermogen [znw.] zelfstandig naamwoord
- werkzaamheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- arbeidsvermogen [het ~] zelfstandig naamwoord
- werkkracht [de ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
arbeidskracht	capacity for work; energy; productivity; work force	clerk; employee; fellow worker; hand; laborer; labourer; manpower; member of staff; staff member; worker
arbeidsvermogen	capacity for work; energy; productivity; work force
personeel	crew; employees; personnel; work force	staff; workforce
staf	crew; employees; personnel; work force	bar; baton; cane; club; executive; executives; rod; staff; stave; stick; truncheon
werkkracht	capacity for work; energy; productivity; work force	clerk; employee; fellow worker; hand; laborer; labourer; manpower; member of staff; staff member; worker; working man; workman
werkvermogen	capacity for work; energy; productivity; work force
werkzaamheid	capacity for work; energy; productivity; work force	activity; assiduity; bustle; diligence; diligentness; fervor; fervour; function; functionality; industriousness; industry; job; work; zeal
-	hands; manpower; men; workforce