Overzicht


Engels

Uitgebreide vertaling voor innocence (Engels) in het Nederlands

innocence:

innocence [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the innocence (naïvety)
    de onschuld; de naïveteit; de argeloosheid; onbedorvenheid
  2. the innocence (immaculacy; chastity; purity)
    de kuisheid; de reinheid; onschuldigheid; de zedigheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid

Vertaal Matrix voor innocence:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
argeloosheid innocence; naïvety
kuisheid chastity; immaculacy; innocence; purity
naïveteit innocence; naïvety credulity; foolishness; gullibility; inanity; naiveté; naïvete; silliness
onbedorvenheid innocence; naïvety
onbevlektheid chastity; immaculacy; innocence; purity
onbezoedeldheid chastity; immaculacy; innocence; purity
onschuld innocence; naïvety
onschuldigheid chastity; immaculacy; innocence; purity
reinheid chastity; immaculacy; innocence; purity blamelessness
zedigheid chastity; immaculacy; innocence; purity modesty; quietness
- artlessness; ingenuousness; naturalness; pureness; purity; sinlessness; whiteness
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- harmlessness

Synoniemen voor "innocence":


Antoniemen van "innocence":

  • guilt

Verwante definities voor "innocence":

  1. the quality of innocent naivete1
  2. a state or condition of being innocent of a specific crime or offense1
    • the trial established his innocence1
  3. the state of being unsullied by sin or moral wrong; lacking a knowledge of evil1

Wiktionary: innocence

innocence
noun
  1. lack of understanding about sensitive subjects such as sexuality and crime
  2. absence of responsibility for a crime

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van innocence