Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. on:
  2. be on:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor be on (Engels) in het Nederlands

on:

on bijvoeglijk naamwoord

  1. on (upon; to; at; )
    aan
    • aan bijvoeglijk naamwoord
  2. on (at; upon; in; to; up)
    erop; bij; erbij

Vertaal Matrix voor on:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bij bee; bumbling bee; honeybee
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erbij at; in; on; to; up; upon
erop at; in; on; to; up; upon
- along
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
bij at
ten behoeve van on; on behalf of
ten tonele on; on stage
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
ten on; on behalf of; on stage at; at the house of; in; in the time of; to; to war
ten behoeve van for; on behalf of
- along; forward
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan at; in; on; onto; to; up; upon
bij at; in; on; to; up; upon

Synoniemen voor "on":


Antoniemen van "on":


Verwante definities voor "on":

  1. in operation or operational1
    • left the oven on1
    • the switch is in the on position1
  2. (of events) planned or scheduled1
    • the picnic is on, rain or shine1
    • we have nothing on for Friday night1
  3. with a forward motion1
    • the circus traveled on to the next city1
    • march on1
  4. indicates continuity or persistence or concentration1
    • his spirit lives on1
    • shall I read on?1
  5. in a state required for something to function or be effective1
    • turn the lights on1
    • get a load on1

Wiktionary: on

on
en-prep
  1. -
  2. touching; hanging from
  3. at the date of
    • onop
  4. dealing with the subject of
  5. covering
  6. positioned at the upper surface of
    • onop
adjective
  1. in the state of being active, functioning or operating
on
noun
  1. in bedrijf stellen
preposition
  1. aan de bovenkant aanrakend, rustend op

Cross Translation:
FromToVia
on aan anumgangssprachlich: einschalten oder anzünden
on inroepen anrufen — (transitiv) jemanden bitten, sich als Helfer, Vermittler oder dergleichen entscheidend in etwas einzuschalten/auf etwas Einfluss zu nehmen
on aan; aangaande; betreffende; bij; met; over; van; in; jegens; om; op; te; tot; voor; binnen; per; naar; tegen enTraductions à trier suivant le sens

be on:

to be on werkwoord (is on, being on)

  1. to be on
    aanstaan; in werking zijn
    • aanstaan werkwoord (sta aan, staat aan, stond aan, stonden aan, aangestaan)
    • in werking zijn werkwoord (ben in werking, bent in werking, is in werking, was in werking, waren in werking, in werking geweest)

Conjugations for be on:

present
  1. am on
  2. are on
  3. is on
  4. are on
  5. are on
  6. are on
present perfect
  1. have been on
  2. have been on
  3. has been on
  4. have been on
  5. have been on
  6. have been on
past continuous
  1. was being on
  2. were being on
  3. was being on
  4. were being on
  5. were being on
  6. were being on
future
  1. shall be on
  2. will be on
  3. will be on
  4. shall be on
  5. will be on
  6. will be on
continuous present
  1. am being on
  2. are being on
  3. is being on
  4. are being on
  5. are being on
  6. are being on
subjunctive
  1. be been on
  2. be been on
  3. be been on
  4. be been on
  5. be been on
  6. be been on
diverse
  1. be on!
  2. let's be on!
  3. been on
  4. being on
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor be on:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstaan be on do what you think is right; enjoy; fancy; like; love; please; pleasures; suit; think fit
in werking zijn be on
- get on

Synoniemen voor "be on":


Verwante definities voor "be on":

  1. appear in a show, on T.V. or radio1
    • The news won't be on tonight1

Wiktionary: be on

be on
verb
  1. (koken) op het vuur staan

Verwante vertalingen van be on