Impostor: vertaling Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

Engels

Uitgebreide vertaling voor impostor (Engels) in het Nederlands

imposter; pretender; fake; faker; fraud; sham; shammer; pseudo; pseud; role player; deceiver; cheat; cheater; trickster; beguiler; slicker

impostor

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• impostor	→ bedrieger	↔ imposteur — Celui qui imputer faussement à quelqu’un quelque chose de préjudiciable et d’odieux.