Home ->Woordenboeken ->Engels/Zweeds ->Zoek: bleeding

Engelse en Zweedse zoekresultaten voor: bleeding

Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bleeding:
  2. bleed:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor bleeding (Engels) in het Zweeds

bleeding:

bleeding [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the bleeding (haemorrhage; hemorrhage)
    blödning

bleeding

  1. bleeding (blood-letting)
    åderlåtning

Vertaal Matrix voor bleeding:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blödning bleeding; haemorrhage; hemorrhage
- haemorrhage; hemorrhage
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
åderlåtning bleeding; blood-letting

Verwante woorden van "bleeding":


Synoniemen voor "bleeding":


Verwante definities voor "bleeding":

  1. the flow of blood from a ruptured blood vessel1

Wiktionary: bleeding

bleeding
noun
  1. the flow or loss of blood from a damaged blood vessel
Cross Translation:
FromToVia
• bleeding → blödning ↔ Blutung — Austritt von Blut aus dem Gefäßsystem (intrakorporal) in eine andere Körperhöhle (ein anderes Kompartiment) oder (extrakorporal) aus dem Körper heraus
• bleeding → blödning ↔ Hämorrhagie — Medizin: Austreten von Blut aus einem beliebigen Bereich der Blutbahn bzw. des Blutkreislaufs
• bleeding → blödning ↔ saignement — écoulement, épanchement de sang, principalement par le nez.

bleed:

to bleed werkwoord (bleeds, bleeding)

  1. to bleed
    blöda
    • blöda werkwoord (blöder, blödde, blött)

Conjugations for bleed:

present
  1. bleed
  2. bleed
  3. bleeds
  4. bleed
  5. bleed
  6. bleed
present perfect
  1. have bled
  2. have bled
  3. has bled
  4. have bled
  5. have bled
  6. have bled
past continuous
  1. was bleeding
  2. were bleeding
  3. was bleeding
  4. were bleeding
  5. were bleeding
  6. were bleeding
future
  1. shall bleed
  2. will bleed
  3. will bleed
  4. shall bleed
  5. will bleed
  6. will bleed
continuous present
  1. am bleeding
  2. are bleeding
  3. is bleeding
  4. are bleeding
  5. are bleeding
  6. are bleeding
subjunctive
  1. be bled
  2. be bled
  3. be bled
  4. be bled
  5. be bled
  6. be bled
diverse
  1. bleed!
  2. let's bleed!
  5. bled
  6. bleeding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

bleed

  1. bleed (fleece; skin)
    pungslå
  2. bleed
    åderlåta

bleed [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the bleed
    – The extent to which a picture runs off the printed page. 2
    utfall
    • utfall [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bleed:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
utfall bleed outcomes; thrust
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blöda bleed
- haemorrhage; hemorrhage; leech; phlebotomise; phlebotomize; run; shed blood
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
pungslå bleed; fleece; skin
åderlåta bleed

Verwante woorden van "bleed":


Synoniemen voor "bleed":


Verwante definities voor "bleed":

  1. lose blood from one's body1
  2. draw blood1
    • In the old days, doctors routinely bled patients as part of the treatment1
  3. drain of liquid or steam1
    • bleed the radiators1
    • the mechanic bled the engine1
  4. be diffused1
  5. get or extort (money or other possessions) from someone1
    • They bled me dry--I have nothing left!1
  6. The extent to which a picture runs off the printed page.2

Wiktionary: bleed

bleed
verb
  1. spread and stain
  2. remove air bubbles
  3. steadily lose
  4. lose blood
Cross Translation:
FromToVia
• bleed → blöda ↔ bluten — austreten von Blut bei einer äußeren Verletzung
• bleed → blöda ↔ saigner — tirer du sang ouvrir une veine.

Verwante vertalingen van bleeding







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0287 seconde
Page rendered in 1.0 seconds