Sitting: vertaling Engels

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

sitting:
- sitta
- séance; kull; ruvning; liggning på ägg
- nedsatt; sittande
- matlag
sit:
- sitta
Wiktionary:
- sitting → sittning, session, ruvning
- sitting → fungerande, sittande
- sit → sitta, sätta, ligga, välkomnas
- sit → avlägga, sitta

Engels

Uitgebreide vertaling voor sitting (Engels) in het Zweeds

sitting:

sitting werkwoord

sitting
sitta
- sitta werkwoord (sitter, satt, suttit)

sitting [the ~] zelfstandig naamwoord

the sitting (seance)
séance
- séance zelfstandig naamwoord
the sitting (brooding; brood)
kull; ruvning; liggning på ägg
- kull [-en] zelfstandig naamwoord
- ruvning zelfstandig naamwoord
- liggning på ägg zelfstandig naamwoord

sitting bijvoeglijk naamwoord

sitting (seated)
nedsatt
- nedsatt bijvoeglijk naamwoord
sitting
sittande
- sittande bijvoeglijk naamwoord

sitting

sitting
matlag
- matlag

Vertaal Matrix voor sitting:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kull	brood; brooding; sitting
liggning på ägg	brood; brooding; sitting
ruvning	brood; brooding; sitting	brood
séance	seance; sitting
-	posing; seance; session
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sitta	sitting	settle down; sit; sit down; take your seat
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	seated
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
matlag	sitting
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
nedsatt	seated; sitting
sittande	sitting

Verwante woorden van "sitting":

sittings

Synoniemen voor "sitting":

seated
nonmoving; unmoving
posing; motion; movement; move; motility
seance; session; meeting; get together
session

Antoniemen van "sitting":

standing

Verwante definities voor "sitting":

(of persons) having the torso erect and legs bent with the body supported on the buttocks¹
not moving and therefore easy to attack¹
- a sitting target¹
the act of assuming or maintaining a seated position¹
- he read the mystery at one sitting¹
(photography) the act of assuming a certain position (as for a photograph or portrait)¹
- he wanted his portrait painted but couldn't spare time for the sitting¹
a session as of a legislature or court¹
a meeting of spiritualists¹

Wiktionary: sitting

sitting

noun

a period during which one is seated for a specific purpose
- sitting → sittning
a legislative session
- sitting → session
the act (of a bird) of incubating eggs; the clutch of eggs under a brooding bird
- sitting → ruvning

Cross Translation:

From	To	Via
• sitting	→ fungerande; sittande	↔ amtierend — derzeit im Amt, ein Amt innehabend

sit:

to sit werkwoord (sits, sat, sitting)

to sit (sit down)

– be seated ¹
sitta
- sitta werkwoord (sitter, satt, suttit)

Conjugations for sit:

present

sit
sit
sits
sit
sit
sit

simple past

sat
sat
sat
sat
sat
sat

present perfect

have sat
have sat
has sat
have sat
have sat
have sat

past continuous

was sitting
were sitting
was sitting
were sitting
were sitting
were sitting

future

shall sit
will sit
will sit
shall sit
will sit
will sit

continuous present

am sitting
are sitting
is sitting
are sitting
are sitting
are sitting

subjunctive

be sat
be sat
be sat
be sat
be sat
be sat

diverse

sit!
let's sit!
sat
sitting

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor sit:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sitta	sit; sit down	settle down; sit down; sitting; take your seat
-	baby-sit; model; pose; posture; ride; seat; sit around; sit down
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	that was a long sit

Verwante woorden van "sit":

resit, sits

Synoniemen voor "sit":

sit down; sit out
be
change posture
convene
model; pose; posture; expose; exhibit; display
ride; travel; go; move; locomote
baby-sit; guard
seat; put; set; place; pose; position; lay

Antoniemen van "sit":

stand; lie; arise

Verwante definities voor "sit":

serve in a specific professional capacity¹
be seated¹
show to a seat; assign a seat for¹
sit and travel on the back of animal, usually while controlling its motions¹
take a seat¹
be in session¹
- When does the court of law sit?¹
assume a posture as for artistic purposes¹
work or act as a baby-sitter¹
be located or situated somewhere¹
- The White House sits on Pennsylvania Avenue¹
be around, often idly or without specific purpose¹

Wiktionary: sit

sit

verb

of a person, be in a position in which the upper body is upright and the legs are supported
- sit → sitta
move oneself into such a position
- sit → sätta
of an object: occupy a given position permanently
- sit → sitta; ligga
to be a member of a deliberative body
- sit → sitta
of an agreement or arrangement, to be accepted
- sit → välkomnas
-
- sit → sitta

Cross Translation:

From	To	Via
• sit	→ avlägga	↔ ablegen — auf schriftliche oder mündliche Weise etwas, was von dem Betreffenden als Beweis für etwas gefordert wird
• sit	→ sitta	↔ sitzen — von Menschen: sich mit dem Gesäß auf etwas niedergelassen haben

Verwante vertalingen van sitting

Zweeds

Engelse en Zweedse zoekresultaten voor: sitting

Uitgebreide vertaling voor sitting (Engels) in het Zweeds

sitting:

sitting werkwoord

sitting

sitting [the ~] zelfstandig naamwoord

the sitting (seance)

the sitting (brooding; brood)

sitting bijvoeglijk naamwoord

sitting (seated)

sitting

sitting

sitting

Vertaal Matrix voor sitting:

Verwante woorden van "sitting":

Synoniemen voor "sitting":

Antoniemen van "sitting":

Verwante definities voor "sitting":

Wiktionary: sitting

sit:

to sit werkwoord (sits, sat, sitting)

to sit (sit down)

Conjugations for sit:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Vertaal Matrix voor sit:

Verwante woorden van "sit":

Synoniemen voor "sit":

Antoniemen van "sit":

Verwante definities voor "sit":

Wiktionary: sit

Verwante vertalingen van sitting

Uitgebreide vertaling voor sitting (Zweeds) in het Engels

sitting: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

Engelse en Zweedse zoekresultaten voor: sitting

Uitgebreide vertaling voor sitting (Engels) in het Zweeds

sitting:

sitting werkwoord

sitting

sitting [the ~] zelfstandig naamwoord

the sitting (seance)

the sitting (brooding; brood)

sitting bijvoeglijk naamwoord

sitting (seated)

sitting

sitting

sitting

Vertaal Matrix voor sitting:

Verwante woorden van "sitting":

Synoniemen voor "sitting":

Antoniemen van "sitting":

Verwante definities voor "sitting":

Wiktionary: sitting

sit:

to sit werkwoord (sits, sat, sitting)

to sit (sit down)

Conjugations for sit:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Vertaal Matrix voor sit:

Verwante woorden van "sit":

Synoniemen voor "sit":

Antoniemen van "sit":

Verwante definities voor "sit":

Wiktionary: sit

Verwante vertalingen van sitting

Uitgebreide vertaling voor sitting (Zweeds) in het Engels

sitting: (*Woord en zin splitter gebruikt)

sitting: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}