Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. household:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor household (Engels) in het Zweeds

household:

household [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the household (family; family unit)
    familj; hushåll; kärnfamilj
  2. the household
    hushåll

Vertaal Matrix voor household:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
familj family; family unit; household family
hushåll family; family unit; household housekeeping
kärnfamilj family; family unit; household
- family; home; house; menage

Verwante woorden van "household":

  • households

Synoniemen voor "household":


Verwante definities voor "household":

  1. a social unit living together1
    • It was a good Christian household1

Wiktionary: household

household
noun
  1. those living in the same residence

Cross Translation:
FromToVia
household hushåll Haushalt — Personengruppe, die zu [1a] gehört

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van household