Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. neighbour:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor neighbour (Engels) in het Zweeds

neighbour:

neighbour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits

  1. the neighbour (neighbor)
    granne
    • granne [-en] zelfstandig naamwoord
  2. the neighbour (neighbor)
    nabo; granne
    • nabo [-en] zelfstandig naamwoord
    • granne [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor neighbour:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
granne neighbor; neighbour
nabo neighbor; neighbour
- neighbor
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- neighbor

Synoniemen voor "neighbour":


Verwante definities voor "neighbour":

  1. a nearby object of the same kind1
  2. a person who lives (or is located) near another1
  3. be located near or adjacent to1
  4. live or be located as a neighbor1

Wiktionary: neighbour

neighbour
noun
  1. a person living on adjacent or nearby land

Cross Translation:
FromToVia
neighbour granne Nachbar — in unmittelbarer Nähe wohnende Person
neighbour granne; grannfru Nachbarin — in unmittelbarer Nähe wohnende (weibliche) Person
neighbour granne buurman — een man naast wie men woont
neighbour granne voisin — Celui qui demeure à côté

Verwante vertalingen van neighbour