Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. spark:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Engels:   Meer gegevens...
  1. spark:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor spark (Engels) in het Zweeds

spark:

spark [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the spark (flicker)
    gnister

spark

  1. spark (liveliness; passion)

Vertaal Matrix voor spark:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gnister flicker; spark sparkle
- arc; discharge; electric arc; electric discharge; flicker; glint; light; sparkle; twinkle
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- activate; actuate; set off; spark off; sparkle; touch off; trigger; trigger off; trip
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
geist liveliness; passion; spark

Verwante woorden van "spark":


Synoniemen voor "spark":


Verwante definities voor "spark":

  1. merriment expressed by a brightness or gleam or animation of countenance1
  2. a momentary flash of light1
  3. a small fragment of a burning substance thrown out by burning material or by friction1
  4. electrical conduction through a gas in an applied electric field1
  5. a small but noticeable trace of some quality that might become stronger1
    • a spark of interest1
    • a spark of decency1
  6. put in motion or move to act1
  7. emit or produce sparks1

Wiktionary: spark

spark
noun
  1. particle of glowing matter
  2. burst of electrical discharge

Cross Translation:
FromToVia
spark gnista Funke — kleines, in der Luft verbrennendes glühendes Teilchen

Spark:


Vertaal Matrix voor Spark:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- Dame Muriel Spark; Muriel Sarah Spark; Muriel Spark

Verwante definities voor "Spark":

  1. Scottish writer of satirical novels (born in 1918)1

Verwante vertalingen van spark



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor spark (Zweeds) in het Engels

spark:

spark

  1. spark
  2. spark (nöje; njutning)
    the kick; the boot; the kicking
    – the act of delivering a blow with the foot 1
    • kick [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he gave the ball a powerful kick1
    • boot [the ~] zelfstandig naamwoord
      • He needed medical attention after a boot to the face.2
    • kicking [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the team's kicking was excellent1

Vertaal Matrix voor spark:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boot njutning; nöje; spark bagagelucka; stövel
kick njutning; nöje; spark studsa tillbaka
kicking njutning; nöje; spark sparkande
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boot sparka; starta
kick fjutta; kicka; rekylera; sparka
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
boot känga
kick spark kick; rekyl; rekylera; spjärn

Synoniemen voor "spark":


Wiktionary: spark

spark
noun
  1. type of small sled
  2. hit or strike with the leg or foot
  3. action of swinging a foot or leg

Cross Translation:
FromToVia
spark kick coup de pied — Coup donné avec le pied