Overzicht
Spaans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. épocas:
  2. época:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor épocas (Spaans) in het Engels

épocas:

épocas [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la épocas (períodos)
    the periods; the phases
    • periods [the ~] zelfstandig naamwoord
    • phases [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor épocas:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
periods períodos; épocas
phases períodos; épocas

Verwante woorden van "épocas":


época:

época [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la época (tiempo; período; hora)
    the time
    – an indefinite period (usually marked by specific attributes or activities) 1
    • time [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he waited a long time1
      • the time of year for planting1
      • he was a great actor in his time1
    the period; the epoch; the era; the age
    • period [the ~] zelfstandig naamwoord
    • epoch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • era [the ~] zelfstandig naamwoord
    • age [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. la época (período)
    the era; the period; the epoch; the age
    • era [the ~] zelfstandig naamwoord
    • period [the ~] zelfstandig naamwoord
    • epoch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • age [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. la época (lapso de tiempo; espacio de tiempo; plazo; término; período)
    the period; the period of time; the space of time; the time

Vertaal Matrix voor época:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
age hora; período; tiempo; época ancianidad; antigüedad; calendario; centuria; edad; era; generación; siglo; vejez
epoch hora; período; tiempo; época
era hora; período; tiempo; época calendario
period espacio de tiempo; hora; lapso de tiempo; período; plazo; tiempo; término; época menstruación; período; plazo de validez; plazo de vigencia; regla
period of time espacio de tiempo; lapso de tiempo; período; plazo; término; época duración; espacio de tiempo; lapso de tiempo; período; plazo; término
space of time espacio de tiempo; lapso de tiempo; período; plazo; término; época espacio de tiempo; lapso de tiempo; período; plazo; término
time espacio de tiempo; hora; lapso de tiempo; período; plazo; tiempo; término; época hora; período; vez
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
age madurar; sazonar; vencer
time borbotar; cloquear; fichar
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
period of time año

Verwante woorden van "época":


Synoniemen voor "época":


Wiktionary: época

época
noun
  1. time period
  2. -
  3. particular period of history
  4. great period in the history of the Earth
  5. part of year with something special

Cross Translation:
FromToVia
época era; age; period; epoch tijdperk — een begrensde en als eenheid beschouwde tijd
época epoch Epoche — ein längerer Zeitraum, der sich durch eine oder mehrere grundlegende Gemeinsamkeiten auszeichnet
época epoch; age; era; period; time époquemoment de l’histoire qui ordinairement marquer par quelque événement considérable.