Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: abultado

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: abultado

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. abultado:
  2. abultar:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor abultado (Spaans) in het Nederlands

abultado:

abultado bijvoeglijk naamwoord

  1. abultado (gordo; voluminoso; grueso; espeso; corpulento)
    dik; lijvig; vet; zwaar van lijf
  2. abultado (redondo)
    bol; bolstaand
  3. abultado (con bultos; irregular; desigual; rugoso)
    bultig
    • bultig bijvoeglijk naamwoord
  4. abultado (fijo; tenso; austero; )
    star; verstard; strak
    • star bijvoeglijk naamwoord
    • verstard bijvoeglijk naamwoord
    • strak bijvoeglijk naamwoord
  5. abultado
    bolstaand; uitpuilend

abultado [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el abultado (jorobado)
    de gebochelde; de bultenaar
  2. el abultado (nivel; pedazo; bulto; )
    de kneuzing; kneuswond; het letsel; de bult; de buil
    • kneuzing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kneuswond [znw.] zelfstandig naamwoord
    • letsel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bult [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • buil [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor abultado:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bol bola; bola del mundo; bolita; cabeza; cabeza de un ser humano; globo
buil abultado; bulto; contusión; hinchazón; nivel; nobleza; pedazo; roncha bollo; bulto; hinchamiento; hinchazón; punto hinchado; roncha
bult abultado; bulto; contusión; hinchazón; nivel; nobleza; pedazo; roncha bollo; bulto; cerro; chepa; cheposo; chichón; chipojo; colina; desigualdad; hinchamiento; hinchazón; joroba; jorobado; punto hinchado; roncha
bultenaar abultado; jorobado
dik asiento; poso
gebochelde abultado; jorobado
kneuswond abultado; bulto; contusión; hinchazón; nivel; nobleza; pedazo; roncha
kneuzing abultado; bulto; contusión; hinchazón; nivel; nobleza; pedazo; roncha contusíon; machucado
letsel abultado; bulto; contusión; hinchazón; nivel; nobleza; pedazo; roncha herida; heridas; lesiones; lesión
vet acciones en petróleo; aceite; fuel-oil; manteca; manteca de cerdo; petróleo; petróleos; sebo
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bol abultado; redondo circular; esférico; globular
bolstaand abultado; redondo
bultig abultado; con bultos; desigual; irregular; rugoso
dik abultado; corpulento; espeso; gordo; grueso; voluminoso corpulento; entrado; entrado en carnes; espeso; extenso; fértil; gordo; grasiento; graso; grave; gravemente; grueso; hinchado; importante; llenito; lucrativo; masivo; movido; negrilla; obeso; penoso; pesado; puesto; reducido; repleto; rollizo; severo; sólido; voluminoso
lijvig abultado; corpulento; espeso; gordo; grueso; voluminoso corpulento; entrado; entrado en carnes; espeso; extenso; fértil; gordo; grasiento; graso; grave; gravemente; grueso; hinchado; importante; llenito; lucrativo; masivo; movido; negrilla; obeso; penoso; pesado; puesto; reducido; repleto; rollizo; severo; sólido; voluminoso
star abultado; agarrotado; austero; cuajado; distante; envarado; esférico; estirado; fijo; hosco; paralizado; parsimonioso; tenso; tieso
strak abultado; agarrotado; austero; cuajado; distante; envarado; esférico; estirado; fijo; hosco; paralizado; parsimonioso; tenso; tieso a bocajarro; a sotavento; ajustado; apagado; apretado; astuto; ceñido; equilibrado; estirado; fino; horizontal; igual; monótono; suave; tajantemente
vet abultado; corpulento; espeso; gordo; grueso; voluminoso espeso; gordo; grasiento; grueso; negrita
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitpuilend abultado
verstard abultado; agarrotado; austero; cuajado; distante; envarado; esférico; estirado; fijo; hosco; paralizado; parsimonioso; tenso; tieso
zwaar van lijf abultado; corpulento; espeso; gordo; grueso; voluminoso

Synoniemen voor "abultado":


Wiktionary: abultado

Cross Translation:
FromToVia
• abultado → dik; lijvig ↔ épais — Qui a une certaine mesure dans la dimension transversale.

abultar:

abultar werkwoord

  1. abultar (exagerar)
    overdrijven; opkloppen; opblazen; aandikken; opschroeven; overdreven voorstellen
    • overdrijven werkwoord (overdrijf, overdrijft, overdreef, overdreven, overdreven)
    • opkloppen werkwoord (klop op, klopt op, klopte op, klopten op, opgeklopt)
    • opblazen werkwoord (blaas op, blaast op, blies op, bliezen op, opgeblazen)
    • aandikken werkwoord (dik aan, dikt aan, dikte aan, dikten aan, aangedikt)
    • opschroeven werkwoord (schroef op, schroeft op, schroefde op, schroefden op, opgeschroefd)
  2. abultar
    uitpuilen; puilen
    • uitpuilen werkwoord (puil uit, puilt uit, puilde uit, puilden uit, uitgepuild)
    • puilen werkwoord (puil, puilt, puilde, puilden, gepuild)

Conjugations for abultar:

presente
  1. abulto
  2. abultas
  3. abulta
  4. abultamos
  5. abultáis
  6. abultan
imperfecto
  1. abultaba
  2. abultabas
  3. abultaba
  4. abultábamos
  5. abultabais
  6. abultaban
indefinido
  1. abulté
  2. abultaste
  3. abultó
  4. abultamos
  5. abultasteis
  6. abultaron
fut. de ind.
  1. abultaré
  2. abultarás
  3. abultará
  4. abultaremos
  5. abultaréis
  6. abultarán
condic.
  1. abultaría
  2. abultarías
  3. abultaría
  4. abultaríamos
  5. abultaríais
  6. abultarían
pres. de subj.
  1. que abulte
  2. que abultes
  3. que abulte
  4. que abultemos
  5. que abultéis
  6. que abulten
imp. de subj.
  1. que abultara
  2. que abultaras
  3. que abultara
  4. que abultáramos
  5. que abultarais
  6. que abultaran
miscelánea
  1. ¡abulta!
  2. ¡abultad!
  3. ¡no abultes!
  4. ¡no abultéis!
  5. abultado
  6. abultando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor abultar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandikken abultar; exagerar engrosar; exagerar
opblazen abultar; exagerar engrosar; exagerar; explotar; volar
opkloppen abultar; exagerar engrosar; exagerar
opschroeven abultar; exagerar hacer subir
overdreven voorstellen abultar; exagerar
overdrijven abultar; exagerar acusar; culpar; engrosar; exagerar; inculpar
puilen abultar
uitpuilen abultar
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
opblazen volar

Synoniemen voor "abultar":


Wiktionary: abultar

abultar
verb
  1. overdrijven
  2. iets overdreven voorstellen om iemand of iets belachelijk te maken
  3. de feiten groter, kleiner, mooier of slechter voorstellen dan ze zijn
Cross Translation:
FromToVia
• abultar → oprekken; uitbreiden; uitleggen; verruimen; verwijden; uitbouwen; vergroten ↔ agrandir — rendre plus grand.
• abultar → meer gaan betalen; opslag geven; groeien; aangroeien; stijgen; toenemen; vergroten; vermeerderen; uitbouwen; uitbreiden; gedijen; wassen; aanwassen ↔ augmenter — rendre une quantité plus grande.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0770 seconde
Page rendered in 1.0 seconds