Spaans

Uitgebreide vertaling voor barrera (Spaans) in het Nederlands

barrera:

barrera [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la barrera (umbral)
    de drempel; de dorpel
    • drempel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • dorpel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. la barrera (muro; fortificación; seto)
    de wand; de kamerwand
    • wand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kamerwand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. la barrera (cerca)
    de slagboom; de sluitboom; afsluitboom
  4. la barrera (barricada; obstrucción; cerca; valla; obstáculo)
    de versperring; de afsluiting; de barricade
  5. la barrera (traba; obstrucción; obstáculo; estorbo)
    de belemmering; de obstructie; de verhindering
  6. la barrera (obstáculo; obstrucción)
    de hindernis; de hinderpaal
  7. la barrera (pared divisoria; tabique; pared medianera)
    de tussenwand; de tussenmuur; de scheidsmuur
  8. la barrera
    de spoorboom
  9. la barrera (barricada; puesto de contról)
    roadblock; de versperring

barrera [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el barrera (selladura; sello)
    de afdichting
  2. el barrera
    de afgrendeling
  3. el barrera (cerradura; cierre; clausura)
    de afsluiting; de sluiting; het afsluiten; dichtmaken

Vertaal Matrix voor barrera:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdichting barrera; selladura; sello
afgrendeling barrera
afsluitboom barrera; cerca
afsluiting barrera; barricada; cerca; cerradura; cierre; clausura; obstrucción; obstáculo; valla
barricade barrera; barricada; cerca; obstrucción; obstáculo; valla
belemmering barrera; estorbo; obstrucción; obstáculo; traba escollo; estorbo; obstáculo; roca
dichtmaken barrera; cerradura; cierre; clausura
dorpel barrera; umbral
drempel barrera; umbral
het afsluiten barrera; cerradura; cierre; clausura
hindernis barrera; obstrucción; obstáculo escollo; estorbo; obstáculo; obstáculos de barreras; roca
hinderpaal barrera; obstrucción; obstáculo
kamerwand barrera; fortificación; muro; seto
obstructie barrera; estorbo; obstrucción; obstáculo; traba estreñimiento; obstrucción en el cuerpo
roadblock barrera; barricada; puesto de contról
scheidsmuur barrera; pared divisoria; pared medianera; tabique
slagboom barrera; cerca
sluitboom barrera; cerca
sluiting barrera; cerradura; cierre; clausura cierre; cierre de cremallera; clausura; conclusión; desenlace; fin; final; finalización; término
spoorboom barrera
tussenmuur barrera; pared divisoria; pared medianera; tabique cara; chute; cosecha; disparo; enmaderamiento; pared; pequeño tabique; raya; revestimiento de madera; separación
tussenwand barrera; pared divisoria; pared medianera; tabique
verhindering barrera; estorbo; obstrucción; obstáculo; traba no poder asistir
versperring barrera; barricada; cerca; obstrucción; obstáculo; puesto de contról; valla
wand barrera; fortificación; muro; seto
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dichtmaken bloquear; cerrar; cerrar con llave; cerrar de golpe; cerrar herméticamente; cerrarse; echar el cerrojo a; echar llave; poner bajo llave; sellar; tapar

Verwante woorden van "barrera":


Synoniemen voor "barrera":


Wiktionary: barrera


Cross Translation:
FromToVia
barrera barrière barrier — obstacle or impediment
barrera barrière barrier — structure that bars passage
barrera barrière Barriereallgemein: ein Hindernis, welches Räume trennt oder abgrenzt
barrera vangrail; geleiderail Leitplanke — Sicherheitsbegrenzung einer Straßenaußenseite
barrera muur MauerSport, Fußball: Reihe von Spielern, die sich bei einem Freistoß vor den Ball stellen
barrera afsluiting; barrière; heining; versperring; hek barrièreassemblage de plusieurs pièces de bois ou d'autres matériaux, servir à fermer un passage.

barrer:

barrer werkwoord

  1. barrer
    vegen
    • vegen werkwoord (veeg, veegt, veegde, veegden, geveegd)
  2. barrer
    vegen; wegvegen; afvegen
    • vegen werkwoord (veeg, veegt, veegde, veegden, geveegd)
    • wegvegen werkwoord (veeg weg, veegt weg, veegde weg, veegden weg, weggeveegd)
    • afvegen werkwoord (veeg af, veegt af, veegde af, veegden af, afgeveegd)
  3. barrer (escoltar; acompañar; conducir; )
    leiden; begeleiden; voeren; meevoeren
    • leiden werkwoord (leid, leidt, leidde, leidden, geleid)
    • begeleiden werkwoord (begeleid, begeleidt, begeleidde, begeleidden, begeleid)
    • voeren werkwoord (voer, voert, voerde, voerden, gevoerd)
    • meevoeren werkwoord (voer mee, voert mee, voerde mee, voerden mee, meegevoerd)
  4. barrer (borrar; erradicar; derribar; hacer desaparecer; limpiar)
    wissen; uitwissen; wegvegen; uitvegen; vlakken; uitgommen; uitvlakken
    • wissen werkwoord (wis, wist, wiste, wisten, gewist)
    • uitwissen werkwoord (wis uit, wist uit, wiste uit, wisten uit, uitgewist)
    • wegvegen werkwoord (veeg weg, veegt weg, veegde weg, veegden weg, weggeveegd)
    • uitvegen werkwoord (veeg uit, veegt uit, veegde uit, veegden uit, uitgeveegd)
    • vlakken werkwoord (vlak, vlakt, vlakte, vlakten, gevlakt)
    • uitgommen werkwoord (gom, gomt, gomde, gomden, uitgegomd)
    • uitvlakken werkwoord (vlak uit, vlakt uit, vlakte uit, vlakten uit, uitgevlakt)
  5. barrer (cepillar; frotar)
    bezemen
    • bezemen werkwoord (bezem, bezemt, bezemde, bezemden, gebezemd)
  6. barrer (barbechar)
    wegpinken
    • wegpinken werkwoord (pink weg, pinkt weg, pinkte weg, pinkten weg, weggepinkt)
  7. barrer (recoger)
    opvegen
    • opvegen werkwoord (veeg op, veegt op, veegde op, veegden op, opgeveegd)
  8. barrer (limpiar con cepillo)
    schoonvegen; schoonborstelen
    • schoonvegen werkwoord (veeg schoon, veegt schoon, veegde schoon, veegden schoon, schoongeveegd)
    • schoonborstelen werkwoord (borstel schoon, borstelt schoon, borstelde schoon, borstelden schoon, schoongeborsteld)

Conjugations for barrer:

presente
  1. barro
  2. barres
  3. barre
  4. barremos
  5. barréis
  6. barren
imperfecto
  1. barría
  2. barrías
  3. barría
  4. barríamos
  5. barríais
  6. barrían
indefinido
  1. barrí
  2. barriste
  3. barrió
  4. barrimos
  5. barristeis
  6. barrieron
fut. de ind.
  1. barreré
  2. barrerás
  3. barrerá
  4. barreremos
  5. barreréis
  6. barrerán
condic.
  1. barrería
  2. barrerías
  3. barrería
  4. barreríamos
  5. barreríais
  6. barrerían
pres. de subj.
  1. que barra
  2. que barras
  3. que barra
  4. que barramos
  5. que barráis
  6. que barran
imp. de subj.
  1. que barriera
  2. que barrieras
  3. que barriera
  4. que barriéramos
  5. que barrierais
  6. que barrieran
miscelánea
  1. ¡barre!
  2. ¡barred!
  3. ¡no barras!
  4. ¡no barráis!
  5. barrido
  6. barriendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor barrer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voeren alimenticio; dar de comer; pastos; poder alimenticio
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afvegen barrer cepillar; limpiar; quitar
begeleiden acompañar; arrojar; barrer; conducir; convoyar; echar; escoltar acompañar; convoyar; escoltar; guiar; ir con; venir con
bezemen barrer; cepillar; frotar
leiden acompañar; arrojar; barrer; conducir; convoyar; echar; escoltar conducir; dar orden de; decretar; dirigir; encabezar; estar en cabeza; gobernar; guiar; ir a la cabeza; ir delante; liderar; llevar; mandar; ordenar; pilotar; preceder; presidir; ser primero
meevoeren acompañar; arrojar; barrer; conducir; convoyar; echar; escoltar
opvegen barrer; recoger
schoonborstelen barrer; limpiar con cepillo
schoonvegen barrer; limpiar con cepillo
uitgommen barrer; borrar; derribar; erradicar; hacer desaparecer; limpiar
uitvegen barrer; borrar; derribar; erradicar; hacer desaparecer; limpiar
uitvlakken barrer; borrar; derribar; erradicar; hacer desaparecer; limpiar
uitwissen barrer; borrar; derribar; erradicar; hacer desaparecer; limpiar
vegen barrer
vlakken barrer; borrar; derribar; erradicar; hacer desaparecer; limpiar
voeren acompañar; arrojar; barrer; conducir; convoyar; echar; escoltar dar de comer a; nutrir
wegpinken barbechar; barrer
wegvegen barrer; borrar; derribar; erradicar; hacer desaparecer; limpiar
wissen barrer; borrar; derribar; erradicar; hacer desaparecer; limpiar borrar

Synoniemen voor "barrer":


Wiktionary: barrer


Cross Translation:
FromToVia
barrer vegen sweep — to clean using a broom or brush
barrer doorzoeken sweep — to search methodically
barrer bezemen; vegen; aanvegen; opvegen; schoonvegen balayernettoyer un lieu avec le balai.

Verwante vertalingen van barrera