Spaans

Uitgebreide vertaling voor encogido (Spaans) in het Nederlands

encogido:

encogido bijvoeglijk naamwoord

  1. encogido
    gekrompen
  2. encogido (reducido; disminuido; bajado; )
    verminderd; ingekrompen; ingeslonken; geringer gemaakt

encogido [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el encogido (timidez; embarazo; empacho)
    de schuwheid; de eenkennigheid
  2. el encogido (embarazo; recato; timidez; empacho; esquivez)
    de schroomvalligheid
  3. el encogido (timidez; embarazo; recato; esquivez; carácter huraño)
    bleuheid

Vertaal Matrix voor encogido:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bleuheid carácter huraño; embarazo; encogido; esquivez; recato; timidez
eenkennigheid embarazo; empacho; encogido; timidez
schroomvalligheid embarazo; empacho; encogido; esquivez; recato; timidez
schuwheid embarazo; empacho; encogido; timidez carácter cerrado; carácter huraño; embarazo; empacho; incomodidad; recato; retraimiento; timidez
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gekrompen encogido
geringer gemaakt abreviado; aminorado; bajado; disminuido; encogido; limitado; reducido; restringido
ingekrompen abreviado; aminorado; bajado; disminuido; encogido; limitado; reducido; restringido
ingeslonken abreviado; aminorado; bajado; disminuido; encogido; limitado; reducido; restringido
verminderd abreviado; aminorado; bajado; disminuido; encogido; limitado; reducido; restringido

Verwante woorden van "encogido":

  • encogida, encogidas, encogidos

Synoniemen voor "encogido":


Wiktionary: encogido


Cross Translation:
FromToVia
encogido gekrompen shrunk — past participle of shrink
encogido angstig; bang; benepen; beschroomd; kleinzielig; laf; schroomvallig; schuw; vreesachtig peureux — Qui est sujet à la peur.
encogido bedeesd; bevangen; timide; verlegen; bang; benepen; beschroomd; schroomvallig; schuw; vreesachtig timide — Qui est craintif, qui manquer de hardiesse, d’assurance.

encogido vorm van encogerse:

encogerse werkwoord

  1. encogerse (mermar; reducirse)
    slinken; inkrimpen; krimpen
    • slinken werkwoord (slink, slinkt, slonk, slonken, geslonken)
    • inkrimpen werkwoord (krimp in, krimpt in, kromp in, krompen in, ingekrompen)
    • krimpen werkwoord (krimp, krimpt, kromp, krompen, gekrompen)
  2. encogerse (contraerse)
    ineenkrimpen; ineenschrompelen; schrompelen
    • ineenkrimpen werkwoord (krimp ineen, krimpt ineen, kromp ineen, krompen ineen, ineengekrompen)
    • ineenschrompelen werkwoord (schrompel ineen, schrompelt ineen, schrompelde ineen, schrompelden ineen, ineengeschrompeld)
    • schrompelen werkwoord (schrompel, schrompelt, schrompelde, schrompelden, geschrompeld)
  3. encogerse (secarse)
    samentrekken; verschrompelen; slinken; indrogen; schrompelen
    • samentrekken werkwoord (trek samen, trekt samen, samengetrokken)
    • verschrompelen werkwoord (verschrompel, verschrompelt, verschrompelde, verschrompelden, verschrompeld)
    • slinken werkwoord (slink, slinkt, slonk, slonken, geslonken)
    • indrogen werkwoord (droog in, droogt in, droogde in, droogden in, ingedroogd)
    • schrompelen werkwoord (schrompel, schrompelt, schrompelde, schrompelden, geschrompeld)
  4. encogerse
    verkrappen
    • verkrappen werkwoord (verkrap, verkrapt, verkrapte, verkrapten, verkrapt)
  5. encogerse (bucear; sumergirse; tirarse de cabeza; bajar en picado)

Conjugations for encogerse:

presente
  1. me encojo
  2. te encoges
  3. se encoge
  4. nos encogemos
  5. os encogéis
  6. se encogen
imperfecto
  1. me encogía
  2. te encogías
  3. se encogía
  4. nos encogíamos
  5. os encogíais
  6. se encogían
indefinido
  1. me encogí
  2. te encogiste
  3. se encogió
  4. nos encogimos
  5. os encogisteis
  6. se encogieron
fut. de ind.
  1. me encogeré
  2. te encogerás
  3. se encogerá
  4. nos encogeremos
  5. os encogeréis
  6. se encogerán
condic.
  1. me encogería
  2. te encogerías
  3. se encogería
  4. nos encogeríamos
  5. os encogeríais
  6. se encogerían
pres. de subj.
  1. que me encoja
  2. que te encojas
  3. que se encoja
  4. que nos encojamos
  5. que os encojáis
  6. que se encojan
imp. de subj.
  1. que me encogiera
  2. que te encogieras
  3. que se encogiera
  4. que nos encogiéramos
  5. que os encogierais
  6. que se encogieran
miscelánea
  1. ¡encogete!
  2. ¡encogeos!
  3. ¡no te encojas!
  4. ¡no os encojáis!
  5. encogido
  6. encogiéndose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor encogerse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
krimpen disminuición; recorte
verkrappen estrechamiento
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
indrogen encogerse; secarse desecar; deshidratarse
ineenduiken bajar en picado; bucear; encogerse; sumergirse; tirarse de cabeza
ineenkrimpen contraerse; encogerse
ineenschrompelen contraerse; encogerse
inkrimpen encogerse; mermar; reducirse aminorar; atenuar; decrecer; disminuir; disminuirse; menguar; menguarse; mermar; mermarse; reducir; reducirse; restringir
krimpen encogerse; mermar; reducirse aminorar; atenuar; decrecer; disminuir; menguar; mermar; reducir; reducirse; restringir
samentrekken encogerse; secarse comprimir; contraer
schrompelen contraerse; encogerse; secarse
slinken encogerse; mermar; reducirse; secarse aminorar; atenuar; decrecer; disminuir; disminuirse; menguar; menguarse; mermar; mermarse; reducir; reducirse; restringir
verkrappen encogerse
verschrompelen encogerse; secarse

Synoniemen voor "encogerse":