Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- afrontar:
-
Wiktionary:
- afrontar → trotseren
- afrontar → mee omgaan, riskeren, wagen, aanpakken, bezwaar hebben tegen, standhouden, weerstaan, zich verzetten, het hoofd bieden
Spaans
Uitgebreide vertaling voor afrontar (Spaans) in het Nederlands
afrontar:
-
afrontar (esperar; estar a la expectativa de; prever; adivinar; buscar)
verwachten; uitkijken naar; tegemoetzien; vooruitzien-
uitkijken naar werkwoord (kijk uit naar, kijkt uit naar, keek uit naar, keken uit naar, uitgekeken naar)
-
afrontar (hacer frente a)
-
afrontar (provocar; picar; desafiar; incitar; estimular; jorobar; animar; suscitar; pinchar; instigar; chancear; causar; atormentar; importunar; hostigar; encrespar; soliviantar; escarabajear; dar motivo para)
aanleiding geven tot; provoceren; uitlokken; ophitsen; uitdagen-
aanleiding geven tot werkwoord (geef aanleiding tot, geeft aanleiding tot, gaf aanleiding tot, gaven aanleiding tot, aanleiding gegeven tot)
-
Conjugations for afrontar:
presente
- afronto
- afrontas
- afronta
- afrontamos
- afrontáis
- afrontan
imperfecto
- afrontaba
- afrontabas
- afrontaba
- afrontábamos
- afrontabais
- afrontaban
indefinido
- afronté
- afrontaste
- afrontó
- afrontamos
- afrontasteis
- afrontaron
fut. de ind.
- afrontaré
- afrontarás
- afrontará
- afrontaremos
- afrontaréis
- afrontarán
condic.
- afrontaría
- afrontarías
- afrontaría
- afrontaríamos
- afrontaríais
- afrontarían
pres. de subj.
- que afronte
- que afrontes
- que afronte
- que afrontemos
- que afrontéis
- que afronten
imp. de subj.
- que afrontara
- que afrontaras
- que afrontara
- que afrontáramos
- que afrontarais
- que afrontaran
miscelánea
- ¡afronta!
- ¡afrontad!
- ¡no afrontes!
- ¡no afrontéis!
- afrontado
- afrontando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor afrontar:
Synoniemen voor "afrontar":
Wiktionary: afrontar
afrontar
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afrontar | → mee omgaan | ↔ cope — to deal effectively with something difficult |
• afrontar | → riskeren; wagen | ↔ dare — to brave or face up to |
• afrontar | → aanpakken | ↔ tackle — to face or deal with attempting to overcome or fight down |
• afrontar | → bezwaar hebben tegen; standhouden; weerstaan; zich verzetten; het hoofd bieden | ↔ affronter — attaquer de front avec hardiesse, avec intrépidité. |
Computer vertaling door derden: