Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal cinceles

Vertaal cinceles van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. cinceles:
  2. cincelar:
  3. cincel:
  4. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor cinceles (Spaans) in het Nederlands

cinceles:

cinceles [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el cinceles
    de steenbeitels

Vertaal Matrix voor cinceles:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
steenbeitels cinceles

Verwante woorden van "cinceles":


cincelar:

cincelar werkwoord

  1. cincelar
    inbeitelen
    • inbeitelen werkwoord (beitel in, beitelt in, beitelde in, beitelden in, ingebeiteld)

Conjugations for cincelar:

presente
  1. cincelo
  2. cincelas
  3. cincela
  4. cincelamos
  5. cinceláis
  6. cincelan
imperfecto
  1. cincelaba
  2. cincelabas
  3. cincelaba
  4. cincelábamos
  5. cincelabais
  6. cincelaban
indefinido
  1. cincelé
  2. cincelaste
  3. cinceló
  4. cincelamos
  5. cincelasteis
  6. cincelaron
fut. de ind.
  1. cincelaré
  2. cincelarás
  3. cincelará
  4. cincelaremos
  5. cincelaréis
  6. cincelarán
condic.
  1. cincelaría
  2. cincelarías
  3. cincelaría
  4. cincelaríamos
  5. cincelaríais
  6. cincelarían
pres. de subj.
  1. que cincele
  2. que cinceles
  3. que cincele
  4. que cincelemos
  5. que cinceléis
  6. que cincelen
imp. de subj.
  1. que cincelara
  2. que cincelaras
  3. que cincelara
  4. que cinceláramos
  5. que cincelarais
  6. que cincelaran
miscelánea
  1. ¡cincela!
  2. ¡cincelad!
  3. ¡no cinceles!
  4. ¡no cinceléis!
  5. cincelado
  6. cincelando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor cincelar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inbeitelen cincelar

Synoniemen voor "cincelar":


Wiktionary: cincelar

cincelar
verb
  1. heel fijne reliëfversieringen in metalen voorwerpen maken
  2. o4. metaal drijven
  3. met een beitel uithakken
Cross Translation:
FromToVia
• cincelar → beitelen ↔ buriner — travailler au burin.
• cincelar → beitelen ↔ ciseler — (cuisine) Couper un aliment en cubes très fin, en coupant 3 fois de haut en bas et 3 fois dans le sens de la largeur en laissant le pédoncule entier (pour qu'il tienne les tranches), ensuite on coupe très finement l'oignon perpendiculairement au incisions préalablement faites. (par exemple l' oignon), ou à in
• cincelar → beitelen; snerpen; snijden; hakken; houwen; kappen; slijpen; uitknippen; afhakken; afhouwen; afkappen; omhakken ↔ tailler — couper, retrancher d’une matière, en ôter avec le marteau, le ciseau, ou tout autre instrument, ce qu’il y a de superflu, pour lui donner une certaine forme, pour la rendre propre à tel ou tel usage.

cincel:

cincel [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el cincel (escoplo)
    de beitel
    • beitel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. el cincel
    de steenbeitel

Vertaal Matrix voor cincel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beitel cincel; escoplo
steenbeitel cincel

Verwante woorden van "cincel":


Synoniemen voor "cincel":


Wiktionary: cincel

cincel
noun
  1. een scherp stuk gereedschap met een wigvormige snede
Cross Translation:
FromToVia
• cincel → beitel ↔ chisel — tool consisting of a slim oblong block of metal
• cincel → beitel; graveerbeitel ↔ burin — outil en forme de ciseau d’acier que l’on pousse à la main et qui sert à graver, à couper les métaux.
• cincel → beitel ↔ ciseau — Lame, pièce métallique aiguisée à son extrémité, servant à couper ou à travailler le bois, le métal, etc.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0574 seconde
Page rendered in 1.0 seconds