Spaans
Uitgebreide vertaling voor déficit (Spaans) in het Nederlands
déficit:
-
el déficit (falta; carencia; deficiencia)
-
el déficit (penuria; necesidad; insuficiencia; escasez; frugalidad; carencia; pobreza; privación; parquedad)
-
el déficit (deuda bancaria; debe; débito; saldo negativo)
-
el déficit
Vertaal Matrix voor déficit:
Synoniemen voor "déficit":
Computer vertaling door derden: