Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. exhalar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor exhalar (Spaans) in het Nederlands

exhalar:

exhalar werkwoord

  1. exhalar (fumar; ahumar; vahear; humear)
    roken
    – loslaten van grijze wolken 1
    • roken werkwoord (rook, rookt, rookte, rookten, gerookt)
      • het vuur rookt behoorlijk1
  2. exhalar
    stomen; dampen; uitwasemen; wasemen
    • stomen werkwoord (stoom, stoomt, stoomde, stoomden, gestoomd)
    • dampen werkwoord (damp, dampt, dampte, dampten, gedampt)
    • uitwasemen werkwoord (wasem uit, wasemt uit, wasemde uit, wasemden uit, uitgewasemd)
    • wasemen werkwoord (wasem, wasemt, wasemde, wasemden, gewasemd)
  3. exhalar (sudar; transpirar; emanar; humear; vahear)
    transpireren; zweten
    • transpireren werkwoord (transpireer, transpireert, transpireerde, transpireerden, getranspireerd)
    • zweten werkwoord (zweet, zweette, zweetten, gezweten)
  4. exhalar (echar humo; humear; vahear; echar un humo espeso)
    walmen; walm afgeven
  5. exhalar (emanar; humear; vahear)
    verdampen; dampen; rook afgeven
    • verdampen werkwoord (verdamp, verdampt, verdampte, verdampten, verdampt)
    • dampen werkwoord (damp, dampt, dampte, dampten, gedampt)
    • rook afgeven werkwoord

Conjugations for exhalar:

presente
  1. exhalo
  2. exhalas
  3. exhala
  4. exhalamos
  5. exhaláis
  6. exhalan
imperfecto
  1. exhalaba
  2. exhalabas
  3. exhalaba
  4. exhalábamos
  5. exhalabais
  6. exhalaban
indefinido
  1. exhalé
  2. exhalaste
  3. exhaló
  4. exhalamos
  5. exhalasteis
  6. exhalaron
fut. de ind.
  1. exhalaré
  2. exhalarás
  3. exhalará
  4. exhalaremos
  5. exhalaréis
  6. exhalarán
condic.
  1. exhalaría
  2. exhalarías
  3. exhalaría
  4. exhalaríamos
  5. exhalaríais
  6. exhalarían
pres. de subj.
  1. que exhale
  2. que exhales
  3. que exhale
  4. que exhalemos
  5. que exhaléis
  6. que exhalen
imp. de subj.
  1. que exhalara
  2. que exhalaras
  3. que exhalara
  4. que exhaláramos
  5. que exhalarais
  6. que exhalaran
miscelánea
  1. ¡exhala!
  2. ¡exhalad!
  3. ¡no exhales!
  4. ¡no exhaléis!
  5. exhalado
  6. exhalando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor exhalar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dampen vapóres
transpireren sudar; transpirar
zweten sudar; sudor; sudores; transpiración; transpirar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dampen emanar; exhalar; humear; vahear fumar
roken ahumar; exhalar; fumar; humear; vahear
rook afgeven emanar; exhalar; humear; vahear
stomen exhalar
transpireren emanar; exhalar; humear; sudar; transpirar; vahear
uitwasemen exhalar
verdampen emanar; exhalar; humear; vahear condensar; espesar; evaporar; evaporarse; volatilizarse
walm afgeven echar humo; echar un humo espeso; exhalar; humear; vahear
walmen echar humo; echar un humo espeso; exhalar; humear; vahear apestar; oler mal
wasemen exhalar
zweten emanar; exhalar; humear; sudar; transpirar; vahear sudar; transpirar

Synoniemen voor "exhalar":


Wiktionary: exhalar


Cross Translation:
FromToVia
exhalar uitademen exhale — breathe out (intransitive)

Computer vertaling door derden: