Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal fallos

Vertaal fallos van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. fallos:
  2. fallo:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor fallos (Spaans) in het Nederlands

fallos:

fallos [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el fallos (defectos; faltas; problemas; )
    de gebreken; de fouten; de mankementen; de ongemakken
    • gebreken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • fouten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • mankementen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • ongemakken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. el fallos
    de mislukkingen
  3. el fallos (meteduras de pata; faltas; errores; patinazos)
    de flaters; de blunders
    • flaters [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • blunders [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  4. el fallos (saldos negativos; déficits; faltas)
    de geldtekorten; de tekorten
  5. el fallos (equivocaciones; errores; faltas; defectos)
    de onjuistheden; de fouten
  6. el fallos (déficits; faltas; saldos negativos)
    tekortsaldi

Vertaal Matrix voor fallos:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blunders errores; fallos; faltas; meteduras de pata; patinazos
flaters errores; fallos; faltas; meteduras de pata; patinazos
fouten defectos; deficiencias; desperfectos; equivocaciones; errores; fallos; faltas; imperfecciones; imperfecciónes; patinazos; privaciones; problemas
gebreken defectos; deficiencias; desperfectos; fallos; faltas; imperfecciones; imperfecciónes; patinazos; privaciones; problemas
geldtekorten déficits; fallos; faltas; saldos negativos
mankementen defectos; deficiencias; desperfectos; fallos; faltas; imperfecciones; imperfecciónes; patinazos; privaciones; problemas
mislukkingen fallos
ongemakken defectos; deficiencias; desperfectos; fallos; faltas; imperfecciones; imperfecciónes; patinazos; privaciones; problemas males; molestias; problemas
onjuistheden defectos; equivocaciones; errores; fallos; faltas
tekorten déficits; fallos; faltas; saldos negativos
tekortsaldi déficits; fallos; faltas; saldos negativos

Verwante woorden van "fallos":


fallos vorm van fallo:

fallo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el fallo (error; falta; equivocación; )
    de fout; de vergissing; de misgreep; de dwaling; de misslag; het abuis
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vergissing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • misgreep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • dwaling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • misslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • abuis [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. el fallo (fracaso; derrota; fiasco; )
    de mislukking; het echec; de flop; de afgang; het fiasco; de misser
    • mislukking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • echec [het ~] zelfstandig naamwoord
    • flop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • afgang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • fiasco [het ~] zelfstandig naamwoord
    • misser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. el fallo (falta; patinazo; equivocación; )
    de blunder; de domheid; de misgreep; de giller; de flater
    • blunder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • domheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • misgreep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • giller [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • flater [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. el fallo (falta; defecto; ausencia; )
    het gebrek; de fout; de feil
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord
    • feil [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. el fallo (veredicto; sentencia; condenación; condena; auto)
    het vonnis; de veroordeling
  6. el fallo (error; falta; equivocación; )
    de fout; de onjuistheid; de feil; incorrectheid
  7. el fallo (articulación; pronunciación; declaración; )
    de uitspraak; het uitspreken
  8. el fallo (imperfección; deficiencia)
    de tekortkoming
  9. el fallo (equivocación; error)
    de vergissing; de fout; de misgreep; de misslag; de misrekening; het misverstand; de blunder; de misstap; de misser
    • vergissing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord
    • misgreep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • misslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • misrekening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • misverstand [het ~] zelfstandig naamwoord
    • blunder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • misstap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • misser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  10. el fallo (juicio; sentencia; opinión; criterio)
    de uitspraak; oordeelvelling; het vonnis
  11. el fallo (disparate; fracaso; barbaridad; )
    de blunder; de flater
    • blunder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • flater [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  12. el fallo (falta; carencia; defecto; falta de peso; deficiencia)
    het gebrek; het tekort; het manco
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tekort [het ~] zelfstandig naamwoord
    • manco [het ~] zelfstandig naamwoord
  13. el fallo (error)
    de fout; de misstap
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord
    • misstap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  14. el fallo (condenación; condena; veredicto; desaprobación)
    de veroordeling; de schuldigverklaring

Vertaal Matrix voor fallo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abuis equivocación; error; fallo; falta; metedura de pata; patinazo; pifia
afgang chasco; debacle; derrota; desacierto; descalabro; fallo; fiasco; fracaso; malogro; pérdida arcén; chasco; cuesta; declive; grada; inclinación; pendiente; rampa; talud; terraplén; vertiente
blunder barbaridad; caballete; debacle; disparate; enormidad; equivocaciones; equivocación; error; fallo; falta; fiasco; fracaso; metedura de pata; patinazo; pifia; tiro errado; tiro fallido barbaridad; caballete; enormidad; error enorme; estupidez; fiasco; fracaso; metedura de pata; patinazo
domheid equivocación; error; fallo; falta; metedura de pata; patinazo; pifia
dwaling equivocación; error; fallo; falta; metedura de pata; patinazo; pifia aberración; desviación
echec chasco; debacle; derrota; desacierto; descalabro; fallo; fiasco; fracaso; malogro; pérdida
feil ausencia; carencia; chivo; defecto; deficiencia; desacierto; desperfecto; equivocación; error; fallo; falta; fracaso; imperfección
fiasco chasco; debacle; derrota; desacierto; descalabro; fallo; fiasco; fracaso; malogro; pérdida contratiempo; decepción; desengaño; desilusión; mala suerte
flater barbaridad; caballete; debacle; disparate; enormidad; equivocaciones; equivocación; error; fallo; falta; fiasco; fracaso; metedura de pata; patinazo; pifia; tiro errado; tiro fallido
flop chasco; debacle; derrota; desacierto; descalabro; fallo; fiasco; fracaso; malogro; pérdida contratiempo; decepción; desengaño; desilusión; mala suerte
fout ausencia; carencia; chivo; defecto; deficiencia; desacierto; desperfecto; equivocación; error; fallo; falta; fracaso; imperfección; metedura de pata; patinazo; pifia defecto; error; fallo de máquina
gebrek ausencia; carencia; defecto; deficiencia; desperfecto; error; fallo; falta; falta de peso; imperfección ausencia; carencia; debilidad; defecto; defecto corporal; deficiencia; desastre; desperfecto; déficit; escasez; fallo de máquina; falta; frugalidad; hueco; impedimiento; indigencia; insuficiencia; merma; miseria; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación; vacío
giller equivocación; error; fallo; falta; metedura de pata; patinazo; pifia
het uitspreken afirmación; anuncio; articulación; aseveración; certificación; certificado; comunicación; declaración; declaración de testigo; explicación; exposición; expresión; fallo; frase; información; informe; juicio; laudo; manifestación; mención; noticia; observación; opinión; pronunciación; referencia; sentencia; testimonio; veredicto
incorrectheid chivo; defecto; desacierto; equivocación; error; fallo; falta; fracaso
manco carencia; defecto; deficiencia; fallo; falta; falta de peso debilidad; defecto; deficiencia; desperfecto; falta; hueco; merma; vacío
misgreep equivocación; error; fallo; falta; metedura de pata; patinazo; pifia
mislukking chasco; debacle; derrota; desacierto; descalabro; fallo; fiasco; fracaso; malogro; pérdida
misrekening equivocación; error; fallo contratiempo; decepción; desengaño; desilusión; mala suerte
misser chasco; debacle; derrota; desacierto; descalabro; equivocación; error; fallo; fiasco; fracaso; malogro; pérdida debacle; equivocación; fiasco; fracaso; metedura de pata; patinazo
misslag equivocación; error; fallo; falta; metedura de pata; patinazo; pifia contratiempo; decepción; desengaño; desilusión; mala suerte
misstap equivocación; error; fallo
misverstand equivocación; error; fallo fallo en la comunicación; incomprensión; malentendido
onjuistheid chivo; defecto; desacierto; equivocación; error; fallo; falta; fracaso
oordeelvelling criterio; fallo; juicio; opinión; sentencia
schuldigverklaring condena; condenación; desaprobación; fallo; veredicto
tekort carencia; defecto; deficiencia; fallo; falta; falta de peso carencia; debe; deficiencia; deuda bancaria; débito; déficit; escasez; falta; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación; saldo negativo
tekortkoming deficiencia; fallo; imperfección
uitspraak afirmación; anuncio; articulación; aseveración; certificación; certificado; comunicación; criterio; declaración; declaración de testigo; explicación; exposición; expresión; fallo; frase; información; informe; juicio; laudo; manifestación; mención; noticia; observación; opinión; pronunciación; referencia; sentencia; testimonio; veredicto acuerdo; articulación; aviso; comunicación; criterio; decisión; información; juicio; noticia; notificación; opinión; publicación; resolución; sentencia
vergissing equivocación; error; fallo; falta; metedura de pata; patinazo; pifia
veroordeling auto; condena; condenación; desaprobación; fallo; sentencia; veredicto
vonnis auto; condena; condenación; criterio; fallo; juicio; opinión; sentencia; veredicto sentencia
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abuis equivocamente; erróneamente
fout equivocadamente; equivocado; erróneo; falso; impropio; incorrecto; inexacto; travieso

Verwante woorden van "fallo":


Synoniemen voor "fallo":


Wiktionary: fallo

Cross Translation:
FromToVia
• fallo → fout; faling; mislukking ↔ failure — state of condition opposite success

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0757 seconde
Page rendered in 1.0 seconds