Spaans

Uitgebreide vertaling voor fantasear (Spaans) in het Nederlands

fantasear:

fantasear werkwoord

  1. fantasear (idear; imaginar; inventar; )
    bedenken; verzinnen; uitdenken; verdichten; fantaseren; voorwenden
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • verzinnen werkwoord (verzin, verzint, verzon, verzonnen, verzonnen)
    • uitdenken werkwoord (denk uit, denkt uit, dacht uit, dachten uit, uitgedacht)
    • verdichten werkwoord (verdicht, verdichtte, verdichtten, verdicht)
    • fantaseren werkwoord (fantaseer, fantaseert, fantaseerde, fantaseerden, gefantaseerd)
    • voorwenden werkwoord (wend voor, wendt voor, wendde voor, wendden voor, voorgewend)
  2. fantasear (reflexionar; pensar; considerar; )
    beschouwen; nadenken; overdenken; overpeinzen; bedenken; bespiegelen; peinzen
    • beschouwen werkwoord (beschouw, beschouwt, beschouwde, beschouwden, beschouwd)
    • nadenken werkwoord (denk na, denkt na, dacht na, dachten na, nagedacht)
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
    • overpeinzen werkwoord (overpeins, overpeinst, overpeinsde, overpeinsden, overpeinsd)
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • bespiegelen werkwoord (bespiegel, bespiegelt, bespiegelde, bespiegelden, bespiegeld)
    • peinzen werkwoord (peins, peinst, peinsde, peinsden, gepeinsd)

Conjugations for fantasear:

presente
  1. fantaseo
  2. fantaseas
  3. fantasea
  4. fantaseamos
  5. fantaseáis
  6. fantasean
imperfecto
  1. fantaseaba
  2. fantaseabas
  3. fantaseaba
  4. fantaseábamos
  5. fantaseabais
  6. fantaseaban
indefinido
  1. fantaseé
  2. fantaseaste
  3. fantaseó
  4. fantaseamos
  5. fantaseasteis
  6. fantasearon
fut. de ind.
  1. fantasearé
  2. fantasearás
  3. fantaseará
  4. fantasearemos
  5. fantasearéis
  6. fantasearán
condic.
  1. fantasearía
  2. fantasearías
  3. fantasearía
  4. fantasearíamos
  5. fantasearíais
  6. fantasearían
pres. de subj.
  1. que fantasee
  2. que fantasees
  3. que fantasee
  4. que fantaseemos
  5. que fantaseéis
  6. que fantaseen
imp. de subj.
  1. que fantaseara
  2. que fantasearas
  3. que fantaseara
  4. que fantaseáramos
  5. que fantasearais
  6. que fantasearan
miscelánea
  1. ¡fantasea!
  2. ¡fantasead!
  3. ¡no fantasees!
  4. ¡no fantaseéis!
  5. fantaseado
  6. fantaseando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

fantasear [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el fantasear (inventar)
    opdissen; fantaseren

Vertaal Matrix voor fantasear:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bespiegelen contemplación
fantaseren fantasear; inventar
opdissen fantasear; inventar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedenken agradar; apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; considerar; contemplar; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; meditar; pensar; planear; reflexionar; reflexionar sobre acordarse; inventar un plan; recordar; tramar; urdir
beschouwen agradar; considerar; contemplar; fantasear; idear; meditar; pensar; reflexionar; reflexionar sobre conmemorar; considerar; contemplar; estudiar; examinar; pensar; reflectar; reflejar; reflexionar; reflexionar sobre
bespiegelen agradar; considerar; contemplar; fantasear; idear; meditar; pensar; reflexionar; reflexionar sobre
fantaseren apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear
nadenken agradar; considerar; contemplar; fantasear; idear; meditar; pensar; reflexionar; reflexionar sobre pensar; reflexionar
opdissen poner delante; servir; servir en la mesa; servir la comida
overdenken agradar; considerar; contemplar; fantasear; idear; meditar; pensar; reflexionar; reflexionar sobre adivinar; appreciar; conjeturar; conmemorar; considerar; contemplar; estimar; estudiar; examinar; hacer conjeturas; pensar; reflectar; reflejar; reflexionar; reflexionar sobre
overpeinzen agradar; considerar; contemplar; fantasear; idear; meditar; pensar; reflexionar; reflexionar sobre
peinzen agradar; considerar; contemplar; fantasear; idear; meditar; pensar; reflexionar; reflexionar sobre pensar; reflexionar
uitdenken apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear elaborar con ideas
verdichten apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear
verzinnen apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear inventar un plan; tramar; urdir
voorwenden apretar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; divagar; estrujar; fantasear; idear; imaginar; inventar; pensar; planear fingir; pretender

Synoniemen voor "fantasear":


Wiktionary: fantasear


Cross Translation:
FromToVia
fantasear fanteseren; voorwenden fabuler — Raconter des choses inventées, des fabulations.

Computer vertaling door derden: