Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. fatigar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor fatigar (Spaans) in het Nederlands

fatigar:

fatigar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el fatigar (cansar)
    uitputten; vermoeien; afmatten

Vertaal Matrix voor fatigar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afmatten cansar; fatigar
uitputten cansar; fatigar
vermoeien cansar; fatigar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afmatten aflojar; agotar; cansar; consumirse; morir de sed
uitputten aflojar; aflojarse; agotar; cansar; consumirse; debilitar; debilitarse; morir de sed; perder fuerza
vermoeien aflojar; agotar; cansar; cansarse; consumirse; morir de sed

Synoniemen voor "fatigar":


Wiktionary: fatigar

fatigar
verb
  1. (overgankelijk) uitputtend vermoeien

Computer vertaling door derden: